Programmering met TAPPS2 / CAN-Bus
Sensorcheck
Met sensorcheck „Ja" staat de sensorfout van de sensor, waarvan de CAN-ingang wordt
overgenomen, als ingangsvariabele voor een functie ter beschikking.
Sensorfout
Deze keuze wordt alleen bij actieve sensorcheck en bij meetgrootheid „Gebruikersgedef."
weergegeven.
Bij geactiveerde „Sensorcheck" staat de sensorfout van een CAN-ingang als ingangsvariabele van
functies ter beschikking: Status „Nee" voor een correct werkende sensor en „Ja" voor een defect
(kortsluiting of onderbreking). Hiermee kan bv. op de uitval van een sensor worden gereageerd.
Worden de standaard drempelwaardes gekozen, dan wordt een kortsluiting bij onderschrijden van de
meetgrens en een onderbreking bij overschrijding van de meetgrens weergegeven.
De standardwaardes voor temperatuursensoren zijn bij kortsluiting -9999,9°C en bij onderbreking
9999,9°C. Deze waardes worden in het geval van een fout voor de interne berekeningen gebruikt.
Door een goede keuze van de drempelwaardes en waardes voor kortsluiting of onderbreking kan bij
uitval van een sensor op de zendknoop aan de module een vaste waarde worden opgegeven, zodat
een functie in noodbedrijf verder kan functioneren (vaste hysterese: 1,0°C).
De kortsluitwaarde kan alleen onder de drempelwaarde voor onderbreking worden gedefinieerd.
In de Systeemwaardes / Algemeen staat de sensorfout van alle ingangen, CAN- en DL-ingangen ter
beschikking.
CAN-Digitale ingangen
Er kunnen maximaal 64 CAN-digitale ingangen worden geprogrammeerd. Deze worden door de
opgave van het verzend-knoopnummer en het nummer van de CAN-uitgang van de zendknoop
vastgelegd.
De parametrering is nagenoeg identiek aan die van de CAN-analoge ingangen.
Onder Meetgrootheid /Gebruikersgedef. kan de weergave voor de CAN-digitale ingang van UIT / AAN
naar Nee / Ja worden gewijzigd en er kan worden vastgelegd, of bij overschrijden van de timeout-tijd
de laatst overgedragen status („Onveranderd") of een instelbare vervangingswaarde wordt
uitgegeven.
30