Bepaalde ingangsvariabelen zijn voor het functioneren van de functie absoluut noodzakelijk en
kunnen niet op „ongebruikt" worden gezet. Deze worden in TAPPS2 paars weergegeven en in de
beschrijving van de functies gearceerd. Andere kunnen optioneel met bronnen worden verbonden.
Voorbeeld: TAPPS2
Na het koppelen met de bron wordt vastgelegd welke informatie (variabele) van de bron aan de
functie dient te worden overgegeven.
Voorbeeld: CAN-Bus Analoog
•
Meetwaarde - de gemeten waarde
•
RAS Modus - afhankelijk van de positie van de schakelaar op de ruimtesensor (RAS, RASPT,
RAS-PLUS, RAS-F) worden de volgende analoge waardes uitgegeven:
Automatisch 0
Normaal
Verlaagd
Standby
•
Sensorfout – digitale waarde. AAN, indien er een sensorfout optreedt
•
Netwerkfout– digitale waarde. AAN indien een timeout acties (= fout) is. Deze optie staat voor
de M-Bus op dit moment niet ter beschikking.
Bij verbinding met een functie, worden de uitgangsvariabelen ter keuze weergegeven.
1
2
3
Programmering met TAPPS2 / Functies
Weergave in de handleiding:
19