1.
Hef het werktuig, zie: Werktuig heffen. In de
geheven positie draait u de knop (Fig. 11) om de
hoogte van de aanslag te veranderen. Rechtsom
draaien om het werktuig hoger te zetten en
linksom om het werktuig lager te zetten.
2.
De indicator (Fig. 11) geeft tijdens het instellen
aan hoeveel u de werktuighoogte verandert.
Bestuurdersstoel instellen
U kunt de stoel naar voren en naar achteren
verschuiven. De positie van de stoel moet zo zijn dat
u de machine het best kunt bedienen en dat u
comfortabel zit.
1.
Til de zitting op en draai de afstelknoppen los
(Fig. 12).
2.
Verschuif de stoel in de gewenste positie en draai
de afstelknoppen weer vast.
1
Figuur 12
1. Afstelknop
Koplampen
De koplampen worden ingeschakeld via een
afzonderlijke stand "LIGHTS" (verlichting) van de
contactsleutel (Fig. 13). De lichten branden altijd als
de contactsleutel in de stand "LIGHTS" staat, ook als
de motor niet loopt. Verwijder de sleutel uit de
contactschakelaar als u de tractor onbeheerd
achterlaat, zodat de lichten niet blijven branden en de
accu leegloopt.
Figuur 13
1. Verlichting
Schuinstand van
het stuurwiel instellen
De schuinstand van het stuurwiel kan in vier posities
worden gezet. Zet het stuurwiel in een stand waarbij u
de machine het best en het meest comfortabel kunt
bedienen.
1.
Til de hendel op om het stuurwiel te
ontgrendelen (Fig. 14).
2.
Zet het stuurwiel in een comfortabele stand. Laat
de hendel los om het stuurwiel in die stand te
vergrendelen.
1
Figuur 14
1. Hendel schuinstand
Gebruiksaanwijzing
1
1208
2
1203b
2. Stuurwiel
21