AUTOMATISCHE
KLIMAATREGELING
Het systeem regelt automatisch de
temperatuur, de hoeveelheid en verdeling
van de lucht en past deze aan de rij- en
weersomstandigheden aan. Door eenmaal
op de AUTO toets te drukken wordt de
auto modus ingeschakeld.
N.B.: Vermijd het wijzigen van de
instellingen wanneer het in de auto extreem
warm of koud is. De automatische
klimaatregeling past zich automatisch aan
de actuele omstandigheden aan. Voor een
correcte werking van het systeem moeten
de midden- en zijroosters volledig zijn
geopend.
N.B.: De zonnesensor bevindt zich bovenop
het instrumentenpaneel. Bedek de
zonnesensor niet.
N.B.: Als het systeem bij lage
buitentemperaturen in de auto modus staat,
wordt de lucht zolang de motor koud is naar
de voorruit en de zijruiten geleid.
Temperatuur instellen
E102706
U kunt de temperatuur tussen 16 ºC en 28
ºC met stappen van of 0,5 ºC instellen. In
de stand LO (lager dan 16 ºC) schakelt het
systeem over op continu koelen, in de
stand HI (hoger dan 28 °C) op continu
verwarmen en wordt de temperatuur niet
geregeld.
Klimaatregeling
Ventilator
E102731
De ventilatorinstelling wordt op het display
weergegeven.
Druk om terug te keren naar de auto modus
op de AUTO toets.
Luchtverdeling
Druk op de gewenste toets om de
luchtverdeling in te stellen. Iedere
combinatie van instellingen kan
tegelijkertijd worden geselecteerd.
E70308
A
B
C
Wanneer u voorruit ontdooien en
ontwasemen kiest schakelen A, B en C
automatisch uit en wordt de
airconditioning ingeschakeld. Buitenlucht
stroomt nu het interieur in. U kunt de
recirculatiestand niet selecteren.
81
A
B
Beenruimte
Hoofdniveau
Voorruit
C