Controlelamp ABS
Als de controlelamp brandt
onder het rijden, dan duidt dit op
een storing. De normale
remwerking blijft gehandhaafd (zonder
ABS). Laat het systeem zo snel mogelijk
door een goed opgeleide monteur
controleren.
Controlelamp airbag
Wanneer deze lamp tijdens het
rijden brandt, duidt dit op een
storing. Laat het systeem
onmiddellijk door een goed opgeleide
monteur controleren.
Lamp remsysteem
De lamp gaat branden wanneer
de parkeerrem wordt
ingeschakeld.
WAARSCHUWING
Verlaag geleidelijk uw snelheid en
breng de auto tot stilstand zodra dit
veilig kan. Gebruik de remmen
voorzichtig.
Als de lamp tijdens het rijden gaat branden,
controleer dan of de parkeerrem niet is
ingeschakeld. Als de parkeerrem niet is
ingeschakeld, dan is er een storing
aanwezig. Laat het systeem onmiddellijk
door een goed opgeleide monteur
controleren.
Waarschuwingslamp
koelvloeistoftemperatuur
LET OP
Hervat uw reis niet wanneer de
waarschuwingslamp gaat branden
terwijl het peil correct is. Laat het
systeem onmiddellijk door een goed
opgeleide monteur controleren.
Instrumentenpaneel
storing. Breng de auto tot stilstand zodra
dit veilig kan en zet de motor af. Controleer
het koelvloeistofpeil. Zie
Motorkoelvloeistof controleren
(bladzijde 137).
Controlelamp automatische
snelheidsregeling
snelheidsregeling. Zie Gebruik maken
van snelheidsregeling (bladzijde 110).
Richtingaanwijzer
knipperfrequentie duidt op een defecte
gloeilamp. Zie Gloeilampen vervangen
(bladzijde 52).
Controlelamp niet goed gesloten
portieren
een portier, de motorkap of de
bagageruimte niet goed is gesloten.
63
Wanneer de lamp na het starten
blijft branden of oplicht tijdens
het rijden, dan duidt dit op een
De controlelamp gaat branden
wanneer u een snelheid heeft
ingesteld met behulp van de
E71340
Knippert bij ingeschakelde
richtingaanwijzers. Een
plotselinge toename van de
Deze lamp gaat branden
wanneer het contact wordt
aangezet en blijft branden als