Gebruik
WAARSCHUWING
Kortsluitingsgevaar als de startkabels in de onjuiste
volgorde worden aangesloten of losgekoppeld!
Als de minklemmen van de batterijen met de min-
kabel zijn verbonden, dan zijn ook beide carros-
serieën geleidend met elkaar verbonden. Als de
pluskabel tijdens het verder aansluiten een van de
twee carrosserieën raakt, kan er kortsluiting ont-
staan.
– Zorg ervoor dat de juiste volgorde wordt aange-
houden als de startkabels worden aangesloten
of losgekoppeld.
– Verwijder de bodemplaat.; zie ⇒ Deel "Bo-
demplaat aanbrengen en verwijde-
ren", blz. 5-354.
– Verwijder de beschermkappen van de
batterijpolen.
– Schakel de motor in van de machine die de
stroom levert.
Startkabels aansluiten:
– Verbind de pluskabel (2) met de plusklem
van de ontladen batterij.
– Verbind de pluskabel met de plusklem van
de stroomleverende batterij.
– Verbind de minkabel (1) met de minklem
van de stroomleverende batterij.
– Verbind de minkabel met de minklem van
de ontladen batterij.
LET OP
De startkabels kunnen losraken door trillingen tij-
dens het starten van de motor. Er bestaat kortslui-
tingsgevaar!
– Voordat u de motor start, dient u te controleren
of de startkabels goed zijn aangesloten.
– Start de motor, zie ⇒ Deel "Motor star-
ten", blz. 4-104.
Startkabels loskoppelen:
– Koppel de minkabel (1) los van de minklem
van de ontladen batterij.
– Koppel de minkabel los van de minklem van
de batterij die de stroom heeft geleverd.
– Koppel de pluskabel (2) los van de plusklem
van de ontladen batterij.
174764 NL - 01/2018
Gedrag in noodsituaties
4
317