Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Samson 2333 Inbouw- En Bedieningsvoorschriften pagina 2

Inhoudsopgave

Advertenties

Constructie en werking
1. Constructie en werking
De drukreduceer bestaat uit het doorgangs-
ventiel met stelbalg of membraan en de aan-
gebouwde stuurleiding met hulpstuurventiel,
filter en naaldsmoorventiel.
De drukreduceer heeft als taak om de ach-
ter het regelventiel heersende druk constant
te houden op het setpoint zoals ingesteld op
het hulpstuurventiel. Het medium stroomt in
de richting van de pijl via de door de zitting
(2) en klep (3) vrijgegeven ruimte en verlaat
het regelventiel met een van de klepstand af-
hankelijke reduceerdruk. Daarbij worden
de krachten vergeleken, die enerzijds door
de voordruk p1 op het klepoppervlak resul-
teren en anderzijds door de via het naalds-
4
Het instrument mag alleen door vakpersoneel dat bekend is met de montage,
de inbedrijfname en het bedrijf van dit product, worden gemonteerd en in be-
drijf worden genomen.
Vakpersoneel in de zin van dit inbouw- en bedieningsvoorschrift zijn perso-
nen, die vanwege hun vaktechnische opleiding, hun kennis en ervaring en
hun kennis van de geldende normen, de hun opgedragen werkzaamheden
kunnen beoordelen en mogelijke gevaren daarbij kunnen onderkennen.
4
Gevaren die kunnen ontstaan aan de drukreduceer door het medium, de be-
drijfsdruk en bewegende onderdelen, moeten met daarvoor geschikte maatre-
gelen worden voorkomen.
Bovendien moet worden gewaarborgd dat de drukreduceer alleen daar wordt
toegepast, waar de bedrijfsdruk en de temperaturen die waarden, welke ten
grondslag lagen aan de bestelling, niet overschrijden.
4
Deskundig transport en correcte opslag van het apparaat is een absolute voor-
waarde.
2
EB 2552-1 NL
moorventiel en hulpstuurventiel bepaalde
stuurdruk ps op het oppervalk van de bo-
dem van de stelbalg (4) resp. het stelmem-
braan (6) en de stelveren (7) resulteren.
Bij toenemende reduceerdruk p2 wordt het
hulpstuurventiel (8) verder gesloten, daar-
door neemt de stuurdruk ps toe, zodat de
klepstang (4) met klep (3) in de sluitrichting
bewegen, tot een nieuwe evenwichtstoe-
stand is bereikt en de reduceerdruk p2 weer
overeenstemt met het ingestelde setpoint.
Wanneer de reduceerdruk afneemt, ver-
loopt deze procedure omgekeerd.
Het hulpstuurventiel gaat verder naar de ge-
opende stand, zodat de stuurdruk ps af-
neemt en de ventielklep zich dus ook in de
openingsrichting beweegt tot aan het berei-

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave