4-11. Leidraad voor elektrotechnisch onderhoud
Het niet opvolgen van deze elektrische service adviezen, kan leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn voor
een bepaald gedeelte van het circuit dat zorgt voor het nominale uitgangsvermogen en inschakelduur van de lasstroombron.
In bepaalde installatie circuits, staat de National Electrical Code (NEC) toe om lagere waardes voor stekkerdozen en geleiders te
gebruiken dan de waarde van de circuitbeveiliging. Alle onderdelen van het circuit moeten op elkaar zijn afgestemd. Zie NEC artikel
210.21, 630.11, en 630.12.
OPGELET − ONJUISTE VOEDING kan deze lasstroombron beschadigen. Deze lasstroombron vereist constante netvoeding bij nominale frequen-
tie(+10%) en spanning (+10%). De fase−naar−massa−spanning mag niet hoger zijn dan +10% van de nominale ingangsspanning. Voor de voeding
van deze lasstroombron geen generator gebruiken met een automatische stationairvoorziening (die de motor stationair laat draaien als hij geen last
detecteert).
.
.De voedingspanning mag niet meer dan +10% afwijken van de aanbevolen waarde. Indien de voedingsspanning buiten dit bereik valt, dan is
mogelijk geen lasvermogen beschikbaar.
Ingaande spanning (V)
Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 600 A bij 44 volt (A)
Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
Min. afmeting invoerconductor in mm
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters
Min. afmeting aardingsconductor in mm
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2011 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/
stroomkromme die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De "vertragende" zekeringen zijn van klasse UL "RK5". Zie UL 248.
3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL "K5" (t/m 60 A), en UL "H" (65 A en meer).
4 De geleidergegevens in deze hoofdstuk geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,15(B)(16). Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie
NEC-tabel 400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
2
Traag
3
Normaal
2, 4
4
2
,
50/60 Hz Driefasen
400
28
1
35
40
6
64
6
OM-220 389 Pagina 15