7
Batterij op rollenbanen
Met het oog op de bedrijfsveiligheid van deze
machine moet de tractiebatterij betrouwbaar
in het batterijcompartiment zijn vastgeklemd.
De machine dient tevens te beschikken over
een afstelbare batterijvergrendeling. Het af-
stelbereik van de batterijvergrendeling is ca.
30 mm aan weerszijden. Beide vergrendelin-
gen dienen symmetrisch te worden afgesteld.
OPMERKING
Als een batterij voor het eerst in een chas-
sis wordt gebruikt, moeten de hieronder be-
schreven handelingen mogelijk in meerdere
stappen worden herhaald. Als de schroef-
draad van de rubber buffer (veerelement) niet
soepel loopt, dient dit voorafgaand aan het
afstellen te worden verholpen.
– Plaats de batterij ongeveer in het midden
van het batterijcompartiment. Eén van de
batterijvergrendelingen blijft daarbij als
aanslag in de machine.
– Draai bij beide vergrendelingen (2) de
kartelschroef (1) en de rubber buffer (3)
helemaal terug (4).
– Plaats de tweede batterijvergrendeling in
de machine.
– Schroef beide rubber buffers los tot deze
tegen de batterij aanliggen. De zichtbare
schroefdraadlengte moet aan beide zijden
van de batterij ongeveer gelijk zijn. Schuif
de batterij indien nodig iets naar de zijkant.
Het maximale afstelbereik van elke rubber
buffer is ca. 20 mm.
– Als de beschikbare schroefdraadlengtes
van beide rubber buffers alleen niet genoeg
zijn om de buffers tegen de batterij te
plaatsen, moeten de kartelschroeven
verder naar binnen worden gedraaid om
het afstelbereik te vergroten. Daarbij
moeten de rubber buffers samen met de
kartelschroeven draaien.
– Er kan nu spanning worden opgebouwd
door één van beide kartelschroeven verder
naar binnen te draaien. Haal de kartel-
schroeven goed handvast aan. De batte-
rijvergrendeling klemt goed wanneer de
rubber buffer duidelijk is vervormd.
104
5213 804 2512 [NL]
Speciale uitrusting