VOEDINGSKABELS
De minimale lengte van de motorkabels van de voedingseenheid naar een
gemeenschappelijk aansluitpunt bedraagt 10 m. Wanneer er een du/dt-filter wordt gebruikt,
mogen de kabels korter dan 10 m zijn.
Afb. 28: 12-pulsaansluiting van MR12
A. MR12-frequentieregelaar
Het is met de MR12 ook mogelijk een 12-pulsaansluiting te gebruiken om het
resonantieniveau aan de voedingskant van de frequentieregelaar te verlagen. In de 12-
pulsaansluiting zijn parallelle frequentieregelaars met een kabel verbonden aan de
secundaire wikkeling met faseverschuiving van 30 graden.
5.1.2
DIMENSIONERING VAN KABELS EN ZEKERINGEN, IEC
We adviseren zekeringtype gG/gL (IEC 60269-1) voor netzekeringen (-F1). Gebruik alleen
zekeringen met voldoende spanningswaarde conform de netspanning. Gebruik geen hogere
zekeringswaarden dan aangeraden in Tabel 8. De geselecteerde zekeringen dienen
uitsluitend als kortsluitbeveiliging.
AANWIJZING!
De overstroombeveiliging van parallelle kabels moet worden uitgevoerd met aparte
zekeringen.
De aanspreektijd van de zekering moet minder dan 0,4 seconden zijn. De aanspreektijd past
bij het zekeringtype en de impedantie van het voedende net.
De tabel laat ook zien welke gebruikelijke typen symmetrisch afgeschermde koper- of
aluminiumkabels gebruikt kunnen worden met de frequentieregelaar.
AANWIJZING!
De voedingskabel en zekeringmaten zijn geschikt voor een kabellengte tot 100 m,
met kortsluitstroom I
-T1
3
Afb. 29: Locatie van de zekeringen, MR8-MR10
A. Netzekeringen
24-HOUR SUPPORT +358 (0)201 212 575 · EMAIL: VACON@VACON.COM
A
Y
Y
D
= 20 kA.
K
-F1
3
3
A
M
B
-FC1
3
B. Kast
VACON · 49
-TA1
5