Montagehandleiding
Warmwatersensor: Bij het gebruik van de regeling in systemen voor het maken van warmwater
middels externe warmtewisselaar en toerengeregelde pomp (tapwaterstation) is een snelle reactie
op wijzigingen van de waterstroom uiterst belangrijk. Daarom dient de warmwatersensor direct aan de
Uitgang van de warmtewisselaar te worden geplaatst. Middels een T-stuk dient de, met een O-ring
afgedichte, ultrasnelle sensor (accessoire, type MSP...) in de Uitgang te steken. De warmtewisselaar
moet daarbij staand met de WW-uittrede boven gemonteerd te worden.
Stralingssensor: Om een bij de collector passende meetwaarde te verkrijgen is de parallelle
uitrichting t.o.v. de collector belangrijk. De sensor dient daarom op de plaatafwerking of naast de
collector op een verlenging van een montagerail geplaatst te worden. Hiervoor beschikt de
sensorbehuizing over een schroefgat, welke naar wens kan worden opgeboord. De sensor is ook als
draadloze sensor verkrijgbaar.
Ruimtesensor: Deze sensor is voor een montage in de woonkamer (als referentieruimte) bedoeld.
De ruimtesensor dient niet in directe nabijheid van een warmtebron of in de buurt van een raam
gemonteerd te worden. Iedere ruimtesensor kan ook door het eenvoudig omsteken van een jumper in
de sensor alleen als afstandversteller (zonder invloed van ruimtetemperatuur) gebruikt worden. De
sensor is alleen voor gebruik in droge ruimtes geschikt. Ook is de sensor als draadloze sensor
verkrijgbaar.
Buitentemperatuursensor: Deze wordt aan de koudste muurzijde (meestal Noord) ongeveer twee
meter boven het maaiveld gemonteerd. Temperatuurinvloeden van nabij gelegen luchtschachten,
open ramen, kabelinvoeringen, etc. dienen te worden vermeden. Er mag geen directe zoninstraling
op de sensor vallen.
Elektrische aansluiting
Dit mag alleen door ene vakman volgens de geldende plaatselijke richtlijnen geschieden.
Opmerking: Als beveiliging voor bliksemschade dient het elektrische systeem volgens voorschriften
geaard te zijn (overspanningsafleider). Sensoruitval door onweer cq. door elektrostatische lading zijn
meestal op ontbrekende of foutieve aarding of defecte overspanningsbeveiliging te herleiden.
Let op: Werkzaamheden binnen in de console mogen alleen inspanningsloze toestand worden
uitgevoerd. Bij het aansluiten/ monteren van het apparaat onder spanning is een beschadiging
mogelijk.
Alle sensoren en pompen cq. kleppen zijn volgens hun nummering in de programmering aan te
sluiten.
In het netspanningsgedeelte zijn met uitzondering van de voedingsleiding diameters van 0,75 - 1,5
mm² en soepele kern aan te bevelen.
Voor het aansluiten van de aarding (PE) is een klemmenlijst in het 230V-compartiment voorzien. Alle
kabels kunnen direct naar de betreffende klem met een krammetje (= trekontlasting) worden
gefixeerd. Het verwijderen van de krammen is alleen middels een kniptang mogelijk. Daarom worden
er wat extra krammen als benodigd meegeleverd.
8