Montagehandleiding
Sensorkabels
Klemmenoverzicht sensoren
Let op! Deze verbinding
dient nog te worden
gemaakt!
De aansluiting van de sensoren geschiedt altijd tussen de betreffende sensoraansluiting (S1 – S6) en
de sensormassa (GND). In de console bevindt zich een massaklemlijst, waarnaar vóór het aansluiten
van de sensoren een verbinding naar de klem GND dient te worden gelegd.
Om schommelingen in meetwaardes te vermijden is voor een storingsvrije signaaloverdracht erop te
letten, dat de sensorkabels niet aan externe negatieve invloeden door 230V-kabels onderhevig zijn.
De sensorsignalen mogen niet met de netspanning samen in één kabel worden gevoerd.
Bij gebruik van niet afgeschermde kabels zijn sensorkabels en 230V-netkabels in gescheiden of
gedeelte kabelwegen en met een minimale afstand van 5 cm te verleggen.
Sensorkabels voor PT100 of PT500-sensoren moeten afgeschermd zijn.
Worden er afgeschermde kabels gebruikt, dan dient de afscherming met de sensormassa (GND) te
worden verbonden
2
Alle sensorkabels met een diameter van 0,5mm
kunnen tot 50m worden verlengd. Bij deze
kabellengte en een Pt1000-temperatuursensor bedraagt de meetfout ca. +1K. Voor langere kabels of
een kleinere meetfout is een grotere diameter noodzakelijk.
De verbinding tussen sensor en verlengingskabel kan worden gemaakt met een 4 cm lange
krimpkous, welke over een ader wordt geschoven waarna de blanke draadeindes getwist worden. Is
een van de draadeindes vertind, dan dient de verbinding te worden gesoldeerd.
Daarna wordt de krimpkous over de verbindingspositie geschoven en voorzichtig verwarmd (bv. met
een aansteker), totdat deze zich strak aan de verbinding gevormd heeft.
10