Indienststelling
Controlemaatregelen
De eerste indienststelling van de
installatie mag uitsluitend door een
erkende vakman worden uitgevoerd.
Vóór de indienststelling moeten
essentieel de volgende controles
worden uitgevoerd:
•
Stroomtoevoer controleren
•
Druk in de verwarmingsinstallatie
controleren
•
Druk aan de gasaansluiting
controleren
•
Dichting van de gastoevoerleiding
controleren
•
Betrouwbare montage van de
accessoires voor de rookgassen
testen
•
Condensafvoerleiding op dichtheid
controleren
Minimum omloophoeveelheid/
Stromingsbewaking
Er moet worden gegarandeerd dat het
apparaat bij de warmtevraag
hydraulisch wordt doorstroomd.
Het apparaat is met een stromings-
beveiliging uitgerust, die de door-
stroming bewaakt. Om de minimum
doorstroming te garanderen, adviseren
wij de inbouw van een overstroom-
ventiel.
20
Vóór de indienststelling moet op de
volgende elementen worden gelet
•
Voldoende grote dimensionering
van het expansievat, om te
vermijden dat er onderdruk in de
installatie ontstaat en er daardoor
lucht in kan doordringen.
•
Tips in verband met de kwaliteit
van het water respecteren en
eventueel installatie met onthard
water bijvullen.
•
De indienststelling van de in-
stallatie en de ontluchting moeten
meteen na de vulling plaatsvinden,
om de vorming van luchtbellen te
vermijden. Op die plaatsen
ontstaat immers corrosie.
•
Wanneer de indienststelling
plaatsvindt bij lage systeem-
temperaturen en een maximale
doorstroming van de ver-
warmingsinstallatie, voorkomt men
kalkafzettingen in de verwarmings-
ketel.
•
bij revisiewerkzaamheden moet
men vermijden dat al het water uit
de installatie verdwijnt. Men kan
dit doen door een deel van de
installatie af te sluiten of door het
opgevangen en gefilterde
installatiewater opnieuw te
gebruiken.