5.
Monteer de voormantel. (→ Pagina 23)
8.3.7
Hydraulische modus instellen
Aanwijzing
Afhankelijk van het productmodel staan verschil-
lende pompbedrijfswijzen ter beschikking.
▶
Kies de parameter D.170, om de pompmodus van de
warmteopwekker op de CV-installatie aan te passen.
(→ Pagina 19)
Instelwaarden
Beschrijving
0: Zonder by-
Bij deze regelingswijze werkt de
pass Δp-const.
pomp met een constante druk.
Een fijninregeling van het pompbe-
drijf kunt u met de parameter D.171
uitvoeren.
1: Zonder byp.
Bij deze regelingswijze werkt de
Δp-const.-kick
pomp met een constante druk. Wan-
neer de circulatiewaterhoeveelheid
voor het starten van de CV-func-
tie niet aanwezig is en een warm-
tevraag bestaat, dan kan met deze
pompmodus de circulatiewaterhoe-
veelheid met de automatische druk-
verhoging worden gerealiseerd.
Een fijninregeling van het pompbe-
drijf kunt u met de parameters D.171
en D.174 uitvoeren.
2: Bypass Δp-
Bij deze regelingswijze werkt de
constant
pomp met een constante druk. Voor
het aanhouden van de minimale cir-
culatiehoeveelheid wordt de bypass
met drukverhoging geopend.
Een fijninregeling van het pompbe-
drijf kunt u met de parameters D.171
en D.174 uitvoeren.
3: Spreiding ΔT
Bij deze regelingswijze wordt de
pomp op een ingestelde spreiding
geregeld. De benodigde circulatie-
waterhoeveelheid voor de start van
de CV-functie, en een minimaal resp.
maximaal pompdrukniveau begren-
zen de werking.
De gewenste spreiding wordt met de
parameter D.172 ingesteld.
Het minimale pompdrukniveau wordt
met de parameter D.173 ingesteld.
Het maximale pompdrukniveau wordt
met de parameter D.174 ingesteld.
4: Vaste pomp-
Bij deze regelingswijze werkt de
fase
pomp op een vast ingestelde stand.
Deze werkwijze van de pomp heeft
foor een homogene warmte-over-
dracht de voorkeur, wanneer een
open verdeler, systeemscheiding,
hydraulische cascade en een buffer
enz. is geïnstalleerd.
De vaste pompstand wordt met de
parameter D.175 ingesteld.
28
8.3.8
Aanvoertemperatuur/gewenste temperatuur
instellen
1.
Uitgaande van de basisweergave drukt u op
◁
In het display wordt de al ingestelde aanvoertempe-
ratuur/gewenste temperatuur getoond.
2.
Stel de gewenste aanvoertemperatuur/gewenste tem-
peratuur in.
8.4
Instellingen voor warm water aanpassen
8.4.1
Warmwatertemperatuur instellen
Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding OF Product
met aangesloten warmwaterboiler
Gevaar!
Levensgevaar door legionellabacteriën!
Legionellabacteriën ontwikkelen zich bij tem-
peraturen onder 60 °C.
▶
Zorg ervoor dat de gebruiker alle maatre-
gelen voor de legionellabeveiliging kent
om de geldende voorschriften voor het
voorkomen van legionellabacteriën te ver-
vullen.
1.
Neem de geldende aanwijzingen m.b.t. de preventie
tegen legionellabacteriën in acht
2.
Uitgaande van de basisweergave drukt u op
3.
Stel de gewenste warmwatertemperatuur in.
8.4.2
Water ontkalken
Door een stijgende watertemperatuur stijgt de kans op
kalkuitval.
▶
Ontkalk indien nodig het water.
8.4.3
Naverwarming zonne-energie instellen
Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding
Voorwaarde: Inlaattemperatuursensor aanwezig
▶
Stel de diagnosecode D.058 in. (→ Pagina 19)
▶
Zorg ervoor dat de temperatuur aan de koudwateraan-
sluiting van het product niet meer dan 70 °C bedraagt.
8.5
Onderhoudsinterval
Een service-interval kan op twee manieren worden gedefini-
eerd.
Via D.084 stelt u de betrekking op de afloop van bedrijfsuren
in.
Via D.161 stelt u de betrekken op een datum in.
De servicemelding verschijnt afhankelijk van de gebeurtenis,
die het eerste optreedt (afloop van de uren of bereiken van
de datum).
Wanneer u slechts één van beide diagnosecodes (D.084 of
D.161) instelt, wordt de andere diagnosecodes automatisch
naar de fabrieksinstelling teruggezet.
Wanneer u voor D.084 de keuze Niet ingesteld selecteert,
dan wordt de servicemelding met betrekking tot de bedrijfsu-
Installatie- en onderhoudshandleiding 0020282267_00
.
.