5.8 Vaste installatie
De vaste installatie van de Xtender kan vergelijkbaar zijn met een mobiele installatie (met onderbro-
ken nuldraad). In een vaste installatie is het sterpunt verbonden met de aarding op een installatie-
punt aan voedingszijde van de Xtender. Om een ongewijzigd aardingssysteem aan
verbruikerszijde te beschermen, mogen de sterpunten verbonden worden, ongeacht de bedrijfsmo-
dus van de Xtender. Dit heeft als voordeel dat de beveiligingen aan de verbruikerszijde van de Xten-
der worden gehouden. Dit type aansluiting kan uitgevoerd worden met behulp van de voorbeelden
in bijlage X of door configuratie {1486} te wijzigen.
Wanneer een eerste fout optreedt, zal de installatie gestopt worden of zullen de beveiligingen aan
voedings en/of verbruikerszijde van de Xtender worden uitgeschakeld.
De veiligheid wordt gegarandeerd door de equipotentiaalverbinding en door de aan verbruikerszijde
geplaatste RCD-stroomonderbrekers.
Dit type aansluiting (C) is niet toegestaan als aan voedingszijde van de Xtender een contactdoos is
geïnstalleerd.
5.9 Installatie met automatische schakeling tussen PE/sterpunt
Voor bepaalde toepassingen is het wenselijk om de sterpunten aan de voedings- en verbruikerszijde
van de Xtender gescheiden te houden als het aardingssysteem (TN-S, TT of TNC-S) hersteld wordt
indien er geen spanning aanwezig is bij de ingang. Deze instelling kan geprogrammeerd worden met
behulp van configuratie {1485} via de RCC-afstandsbediening. Deze wijziging mag uitsluitend worden
uitgevoerd door daartoe gekwalificeerd personeel dat alle toepasselijke regelgeving in acht neemt.
Deze wijziging is noodzakelijk om te voldoen aan de eisen voor een verbinding tussen aarding en het
sterpunt bij de bron.
5.10 Adviezen voor het dimensioneren van het systeem
5.10.1 Accu dimensioneren
Het accuvermogen wordt gedimensioneerd op basis van de eisen van de verbruiker, ofwel 5 tot 10
keer het gemiddelde dagelijkse verbruik. Hierdoor wordt de ontlaaddiepte van de accu beperkt en de
gebruiksduur van de accu verlengt.
Het accuvermogen van de Xtender moet voldoende zijn om de prestaties van het apparaat optimaal
te kunnen benutten. Het minimale vermogen van de accu's (uitgedrukt in Ah) wordt normaliter als
volgt gedimensioneerd: vijf keer het nominale uitgangsvermogen van de Xtender, gedeeld door de
accuspanning.
Ter illustratie:
De Xtender XTH 8000-48 dient voorzien te zijn van een accu met een minimaal vermogen van 7000 x
5 : 48 = 730 Ah (C 10).
Vanwege de hoge overbelastbaarheid van de omvormer wordt aanbevolen om deze waarde naar
boven af te ronden. Een ondergedimensioneerde accu kan resulteren in het onbedoeld en onge-
wenst stopzetten van de Xtender wanneer het verbruik te hoog is. Het apparaat wordt stopgezet als
gevolg van te weinig spanning op de accu door een hoge ontlaadstroom.
De accu dient gekozen te worden op basis van de hoogste waarde uit de bovenstaande berekenin-
gen.
Het accuvermogen is bepalend voor de instelling van configuratie {1137} "Laadstroom van de accu".
Een waarde tussen 0,1 en 0,2 x C [Ah] (C10) garandeert een optimale lading.
Installatie- en bedieningshandleiding voor Xtender
20
Samlex Europe BV