Ruitenwissers en ruitensproeiers
Beweeg de schakelaarhendel naar het
stuurwiel.
Wissen tijdens achteruitrijden
De achterruitwisser wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de achteruit wordt
ingeschakeld als:
•
treedt deze automatisch in werking
wanneer de achteruit wordt
ingeschakeld,
•
de ruitenwisserhendel in de stand A, B,
C of D staat en
•
de voorruitwisser is ingeschakeld (in
de stand B).
De achterruitwisser volgt de interval van
de voorruitwissers (bij wissen met
intervallen of normale wissnelheid).
Ruitensproeier, achter
E71018
WAARSCHUWING
Schakel de ruitensproeiers niet
langer dan tien seconden achtereen
in; schakel de ruitensproeiers nooit
in als het reservoir leeg is.
Wanneer de hendel naar het stuurwiel
wordt getrokken treden zowel de sproeier
als de ruitenwissers in werking.
Zodra de wis/was cyclus is voltooid,
pauzeren de voorruitwissers en maken
vervolgens nog één wisslag om de ruit te
drogen.
Na het loslaten van de hendel blijven de
ruitenwissers nog kortstondig in werking.
KOPLAMPSPROEIERS
Bij ingeschakelde koplampen werken de
koplampsproeiers in combinatie met de
voorruitsproeiers.
N.B.: Om ervoor te zorgen de het
ruitensproeierreservoir te snel leegraakt,
werken de koplampsproeiers niet telkens
wanneer de voorruitsproeiers in werking
worden gesteld.
RUITENWISSERBLADEN
CONTROLEREN
E66644
Controleer met uw vingertoppen de rubber
randen van de ruitenwisserbladen op
oneffenheden.
Reinig de ruitenwisserbladen met een in
water gedrenkte, zachte spons.
45