op te letten wanneer de lading uitsteekt of
excentrische lading wordt vervoerd die niet in
evenwicht kan worden gebracht. Ladingen dienen
doorgaans stevig bevestigd en qua gewicht goed
gebalanceerd te worden getransporteerd om
schuiven te voorkomen.
F. Vermijdt plotseling stoppen en starten. Schakel niet
van achteruit naar vooruit of omgekeerd voordat het
voertuig geheel tot stilstand is gekomen.
G. Voer geen scherpe draaien, abrupte manoeuvres of
andere onverantwoordelijke acties uit die u de macht
over het stuur kunnen doen verliezen.
H. Tijdens het lossen mag niemand zich achter het
voertuig bevinden opdat er geen persoonlijke
ongelukken gebeuren. Ontspan de
achterklepsluitpallen vanaf de zijkant van de
laadbak, niet vanaf de achterkant.
I.
Alvorens -langzaam- achteruit te rijden dient u
achter het voertuig te kijken om zeker te zijn dat
zich daar niemand bevindt.
J. Let goed op het rijverkeer wanneer u dichtbij de
openbare weg bent of deze moet oversteken.
Voetgangers en andere voertuigen hebben altijd
voorrang. Dit voertuig is niet bedoeld voor gebruik
op de openbare weg. Geef altijd aan wanneer u gaat
draaien of stop vroeg genoeg om anderen te kennen
te geven wat u van plan bent te doen. Alle
verkeersregels en -verordeningen moeten worden
nageleefd.
K. Bedien het voertuig nooit in of nabij een gebied met
potentieel explosieve stof of dampen in de
atmosfeer. De elektrische- en uitlaatsystemen van
het voertuig kunnen vonken produceren die
explosief materiaal kunnen ontsteken.
L. Kijk altijd uit voor en ontwijk lage oversteeksels
zoals boomtakken, deurposten, luchtbruggen enz.
Overtuig u ervan dat er voldoende doorrijhoogte is
om het voertuig en u makkelijk te laten passeren.
M. Indien er enige twijfel bestaat over veilige werking,
STOP DAN OGENBLIKKELIJK en raadpleeg uw
supervisor.
19. Raak de motor, achterbrug (hierna zo genoemd voor het
transaxle-systeem), radiateur, knaldemper (of -
bescherming) niet aan terwijl de motor loopt of kort na
uitschakeling ervan, omdat deze delen heet genoeg
kunnen zijn om brandwonden te veroorzaken.
20. Als het voertuig abnormaal trilt stop dan onmiddellijk,
zet de motor af, wacht tot alle beweging is opgehouden
en inspecteer op schade. Voer eventueel herstel uit
alvorens het werk voort te zetten.
21. Voordat u uw zitplaats verlaat dient u:
A. Het voertuig stil te zetten.
B. De laadbak neer te laten.
C. De motor af te zetten en te wachten tot alle
beweging is opgehouden.
D. De handrem aan te trekken.
E. De contactsleutel te verwijderen.
F. De wielen te blokkeren als het voertuig op een
hellend vlak staat.
ONDERHOUD
22. Alvorens service- of bijstelwerkzaamheden aan het
voertuig uit te voeren moet de motor worden afgezet, de
handrem worden aangetrokken en de contactsleutel
worden verwijderd om per ongeluk starten van de motor
te voorkomen.
23. Werk nooit onder een omhooggebrachte laadbak zonder
eerst de volledig uitgeschoven cilinderhefstang van de
bijgeleverde veiligheidssteun te voorzien.
24. Zorg dat alle hydraulische leidingconnectors vastzitten
en dat alle hydraulische leidingen en -slangen in goede
conditie verkeren alvorens het systeem onder druk te
ztten.
25. Lichaam en handen moeten worden weggehouden van
speldeprikgaatjes of mondstukken waardoor
hydraulische vloeistof onder hoge druk kan worden
uitgespoten. Gebruik karton of papier (nooit uw
handen) om lekken vast te stellen. Onder druk
ontsnappende hydraulische vloeistof kan in de huid
Veiligheid
5