Bedieningsmechanisme
1.
Stuurkantelhefboom
2.
Contactschakelaar
3.
Claxonknop
4.
Koelvloeistoftemperatuurmeter
5.
Lage motoroliedrukverklikker
6.
Oplaadindicator
BELANGRIJK: Gebruik het voertuig niet tot
eventuele reparatie is uitgevoerd. Wanneer deze
voorzorgsmaatregel niet wordt genomen kan
beschadiging van de motor het gevolg zijn.
Gloeipatroonschakelaar en -indicator—De gloeipatroon
dient om de motorcilinders voor te verwarmen alvorens
een koude motor wordt gestart. Bij een koude start houdt
u de schakelaar vast in de omhoogstand tot de indicator
oranje opgloeit ten teken dat de gloeipatronen zijn
geactiveerd.
Contactschakelaar (Afb.12)—De contactschakelaar die
wordt gebruikt om de motor te starten en af te zetten kent
drie standen: OFF, RUN en START. Draai de sleutel
rechtsom naar de START positie om de startmotor in te
schakelen. Zodra de motor loopt, laat u de sleutel los die
dan automatisch naar de ON positie beweegt. Om de
motor af te zetten draait u de sleutel linksom naar OFF.
Oplaadindicator (Afb.12)—Wordt verlicht wanneer de
accu wordt ontladen. Als het lampje tijdens het rijden
brandt, breng het voertuig dan tot stilstand, zet de motor af
en controleer op mogelijke oorzaken, bijvoorbeeld de
dynamoriem.
BELANGRIJK: Als de dynamoriem speling vertoont
of gebroken is gebruik het voertuig dan niet tot
bijstelling of reparatie is verricht. Wanneer deze
voorzorgsmaatregel niet wordt genomen kan
20
Afbeelding 12
beschadiging van de motor het gevolg zijn.
Uitvoering van bovengenoemde controle:
1.
Trek de parkeerrem aan.
2.
Zet de contactsleutel in de ON stand maar start de
motor niet. De oplaadindicator en het oliedruklampje
behoren te gaan branden. Zo niet, dan is een lampje
doorgebrand ofwel er is sprake van een storing in het
systeem die moet worden hersteld.
Attentie: Bij benzinemodellen blijven twee functies van
de verklikkercluster ongebruikt, t.w. die van de
gloeipatroon en van de hoge watertemperatuur.
Uurmeter (Afb.13)—Geeft het aantal bedrijfsuren aan.
De uurmeter begint te werken wanneer de contactsleutel
in de ON stand wordt gezet.
Lichtschakelaar (Afb.13)—Tuimel de schakelaar om de
koplampen te activeren. Indrukken om ze te laten branden.
Brandstofmeter (Afb.13)—Laat zien hoeveel brandstof
zich in de tank bevindt. Werkt alleen wanneer de
contactsleutel in de ON stand staat.
Hoogste versnelling lockoutschakelaar (Afb.13)—Met
deze schakelaar in de SLOW stand en de sleutel eruit
genomen wordt gebruik van de derde versnelling in het
hoge bereik belet. De motor slaat af als de
versnellingshendel in de hoogste stand van dit bereik
wordt gezet. De sleutel wordt met de tanden
omlaagwijzend teruggeplaatst: indrukken en draaien. De
sleutel kan in elke positie worden verwijderd.
Stuurwiel (Afb.13)—Hiermee kan men het voertuig
l
draaibewegingen laten maken. Als de motor afslaat of de
stuurbekrachtiging faalt als gevolg van een storing vereist
de besturing van het voertuig grotere inspanning.
Tachometer (optioneel, niet afgebeeld)—Geeft het
motortoerental aan. De schakelselectiegrafiek indiceert de
snelheid.
Hefboom voor hydraulische afstandsbediening
(optioneel, niet afgebeeld)—Controleert hydraulische
toevoer naar optionele snelkoppelingen aan achterzijde.