11.3.8 Bovenste lintzaaggeleider controleren en afstellen
Figuur 63: Hendel voor hoogteaanpassing
Figuur 64: Achterrol aanpassen
• Controleer de afstand tussen de achterrol (R) en
de achterkant van het zaagblad (ca. 0,5 mm).
• Als de afstand anders is, draait u de twee schroe-
ven (S) los en corrigeert u de achterrol (R) met
een voelermaat van 0,5 mm.
• Voltooi de zaagbladmontage met een testrun van de bandherzaag.
Start de bandherzaag nooit voordat alle beschermkappen perfect werken en zich in de be-
schermende positie bevinden.
• Start de zaagbladaandrijving onder verhoogde aandacht, zodat u de aandrijving onmiddellijk kunt stoppen
als er problemen optreden.
11.4 Hoogte-instelling van de zaagbladbescherming
Figuur 66: Botsgevaar bij de zaagbladbescherming
BA_PH_TBS-800R-900R_NL_36-23.docx
• Draai het klemwiel (K) aan de achterkant van de ma-
chine los.
• Stel de lintzaagbladgeleider in op de laagste stand
door hem te draaien met de hoogte-instelhendel (H).
• Draai vervolgens het klemwiel (K) weer vast.
Figuur 65: Zijgeleiders aanpassen
• Controleer de afstand tussen de zijdelingse gelei-
deblokken (F) en het zaagblad (ca. 0,5 mm).
• Als de afstand anders is, draait u de twee schroe-
ven (S) los en corrigeert u de geleideblokken (F)
met een voelermaat van 0,5 mm.
Plaats de zaagbladbescherming altijd zo dicht mogelijk
bij de bovenrand van het werkstuk. Belangrijk: Van-
wege het risico op botsingen mogen de zaagbladbe-
scherming en de bovenste lintzaag geleider niet onder
het niveau van de bovenrand van het voorste, zwenk-
bare deel van de aanvoereenheid worden geplaatst.
→ De afstand moet minstens 5 mm zijn.
• Gevaar voor botsing tussen zaagblad-
bescherming en aanvoereenheid!
• De zaagbladbescherming moet zich
minstens 5 mm boven de aanvoereen-
heid bevinden!
48