Monteren
4.11 Motor monteren
Overeenkomstig de gatenkransdeling kan de draaimomentsteun in verschillende standen
worden gemonteerd.
Procedure
1. Reinig de contactoppervlakken tussen de behuizing en de draaimomentsteun.
2. Haal de bouten M6 met draaimoment 10 Nm aan.
U hebt de draaimomentsteun gemonteerd.
4.11
Motor monteren
LET OP
Bij een onvoldoende afgedichte transmissiemotor kan vocht binnendringen
Bij het plaatsen van de transmissiemotor in de buitenlucht of bij een hogere
beschermingsklasse (≥ IP55) de flens, bouten of ingebouwde elementen met een geschikt
afdichtingsmateriaal afdichten.
Bij motoren die met een flens zijn verbonden, moet voor een volledig doorlopend afgedicht
oppervlak worden gezorgd.
Beeld 4-8
30
Motor monteren
BA 2012
Bedieningshandleiding, 03/2013