5. Controleer de vlam door het kijkglas. De vlam moet gelijkmatig over de volledige lengte van de brander
zijn verdeeld en blauw van kleur zijn.
6. Werkt het apparaat normaal, wacht dan 5-10 minuten zodat de normale bedrijfstemperatuur kan worden
bereikt voordat u verder gaat met de volgende stap.
7. Meet en noteer de temperatuur in de regeneratieluchttoevoer.
8. Selecteer het scherm met de status van de regeneratieluchtverwarming.
9. Bereken de temperatuurstijging over de brander (de temperatuur van de regeneratielucht min de bij stap
7 hierboven gemeten temperatuur). De temperatuur moet stijgen met 95 °C.
Wanneer de temperatuur te laag is, moet het verwarmingsvermogen worden verhoogd met de knop op
het GasMultiBloc, zoals in Figuur 4.8 .
10. Draai de borgschroeven vast.
11. Installeer de kap op de lagedrukschakelaar.
12. Reset de drukschakelaar voor de regeneratieluchtstroom naar 1,2 mbar.
OPMERKING!
De hydraulische demping is af fabriek ingesteld op maximum. Aanpassing is niet noodzakelijk.
4.4.2 Instellen van het minimale vermogen
1. Start het apparaat door de standenschakelaar op AUTO.
2. Stel de ontvochtigingsinstelwaarde in op de laagste mogelijke waarde.
3. Stel de schroef voor de minimale capaciteit zo in dat de regelklep half gesloten is.
Figuur 4.9 Schroef voor minimale capaciteit
4. Wacht tot de servomotor van de klep is gestabiliseerd in gesloten positie. Dit kan tot vijf minuten duren.
5. Controleer de vlam door het kijkglas en stel langzaam de schroef voor de minimale capaciteit af op de
kleinst mogelijke vlam (zonder dat het apparaat in alarm valt).
6. Lees de regeneratietemperatuur af. De temperatuur moet tussen 30–40 °C liggen.
7. Stel de instelwaarde voor ontvochtiging in op de hoogst mogelijke waarde. Controleer dat de regelklep
volledig opent.
8. Borg de schroef voor de minimale capaciteit na voltooiing van het afstellen
190TNL-1081–J1408
0
1
Inbedrijfstelling
41