3.9 Gas- en luchttoevoer
WAARSCHUWING!
Alle gasaansluitingen op het apparaat moeten worden uitgevoerd conform de lokale voorschriften en door
gekwalificeerd personeel.
WAARSCHUWING!
De regeneratielucht mag niet verontreinigd zijn met brandbare stoffen in de vorm van gas, stoom, nevel of stof, die
in gemengd met lucht leiden tot gevaarlijke situaties.
WAARSCHUWING!
De natte-luchtafvoer is tevens de uitlaat voor de verbrandingsgassen. Het is daarom van groot belang dat de
kanalen worden geïnstalleerd conform de lokale voorschriften.
De gastoevoerleidingen moeten voldoende worden ondersteund om belastingen en spanningen door
■
het gewicht en de bewegingen van de leidingen tot een minimum te beperken.
De gastoevoerdruk moet overeenkomen met de specificaties van de brander, zie paragraaf
■
8.4, Technische gegevens.
De regeneratielucht naar de brander moet bestaan uit verse lucht (geen retourlucht) met een minimaal
■
zuurstofgehalte van 20 %.
Er mag uitsluitend gas met een zwavelgehalte van ten hoogste 30 ppm (silica-gelrotor) worden gebruikt.
■
Het juiste type gasbrandstof staat vermeld op de sticker bij het identificatieplaatje, zie paragraaf
1.8, Merktekens.
3.10 Elektrische aansluitingen
Het apparaat is ontworpen voor een driefasenvoeding met vier geleiders. Alle apparaten worden geleverd
met alle interne bedrading compleet geïnstalleerd en geconfigureerd in overeenstemming met de spanning
en frequentie vermeld op het identificatieplaatje.
De netvoeding wordt rechtstreeks aangesloten op de hoofdschakelaar van het apparaat. De voedingskabel
en hoofdzekeringen moeten overeenkomen met de specificaties van het te installeren apparaat. Raadpleeg
voor meer informatie over de aansluiting het identificatieplaatje en het elektrisch schakelschema, of
paragraaf 8.4, Technische gegevens.
OPMERKING!
De voedingsspanning mag niet meer dan +/- 10% afwijken van de gespecificeerde
bedrijfsspanning.
34
Installatie
190TNL-1081–J1408