2.8 Branderbeveiligingsautomaat
De branderbeveiligingsautomaat bevindt zich op het elektrische controlepaneel, zie Figuur 2.3 .
De beveiligingsautomaat zorgt voor het veilig ontsteken, opstarten en stoppen van de brander, zowel tijdens
normaal bedrijf als bij detectie van een storing.
Deze is voorzien van een vlambewakingscircuit dat het verbrandingsproces regelt. Het
vlambewakingscircuit voert de vereiste veiligheidsmaatregelen uit wanneer het vlamsignaal te vroeg of juist
niet optreedt en bij storingen in de vlamdetector, detectorkabels of vlamsignaalversterker.
Storingen tijdens het opstarten of tijdens normaal bedrijf resulteren in uitschakeling. Er is dan geen bedrijf
mogelijk tot de storing is verholpen en de branderbeveiligingsautomaat is gereset met de standenschakelaar.
Raadpleeg het bedradingsschema om de elektronische onderdelen in het afzonderlijke controlepaneel
te identificeren.
1
2
Figuur 2.11 Branderbeveiligingsautomaat
2.8.1 Bediening – opstartprocedure
Wanneer het relais wordt bekrachtigd en het startcontact wordt gesloten, gaat de branderbeveilig-
ingsautomaat naar de 'start'-positie. Wanneer de branderbeveiligingsautomaat een startsignaal krijgt
van de PLC, controleert de branderbeveiligingsautomaat automatisch de drukschakelaar voor de
regeneratieluchtstroom om te controleren of het contact is geopend. Wanneer het contact is geopend,
kan de regeneratieluchtventilator worden gestart.
Wanneer het drukschakelaarcontact is gesloten (d.w.z. in de positie 'geen lucht'), zal de
■
beveiligingsautomaat niet starten.
Kort nadat de regeneratieluchtventilator is gestart, controleert de branderbeveiligingsautomaat of het
drukschakelaarcontact is gesloten (toevoer van verbrandingslucht aanwezig).
Wanneer het contact niet is gesloten, breekt de beveiligingsautomaat de branderopstartpro-
■
cedure af.
Wanneer het drukschakelaarcontact is gesloten, start de spoeltijd. Gedurende ca. 30 seconden worden
alle resterende gassen uit de verbrandingskamer gespoeld. Na afloop van de spoeltijd wordt de ontsteking
gestart. Een paar seconden later worden de gastoevoerkleppen (V1 en V2) bekrachtigd. Wanneer de
vlam is ontstoken en door de ionisatie-elektrode is gedetecteerd, blijft het relais bekrachtigd tot de
'run'-positie wordt bereikt. Wanneer er geen vlam is of deze niet wordt gedetecteerd, genereert het relais een
branderalarm waarbij V1 en V2 onmiddellijk worden gesloten. De programma-indicator stopt op de positie
waarbij het probleem is opgetreden als hulp bij het opsporen van de storing.
14
Ontwerp van de luchtontvochtiger
1. Programma-indicator
2. Waarschuwingslampje voor alarmschakelaar
190TNL-1081–J1408