7.3
Dubbelpompinstallatie/Y-buisin-
stallatie
Fig. 31: Hoofdpomp instellen
7.4
Instelling van het pompvermogen
7.5
Inschakelen van de pomp
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-Yonos GIGA-N
Inbedrijfname
LET OP
Bij eerste inbedrijfname van een Y-buisinstallatie die niet vooraf is geconfigureerd,
zijn beide pompen in hun fabrieksinstelling gezet. Na aansluiting van de dubbel-
pomp-communicatiekabels wordt de foutcode "E035" weergegeven. Beide aandrij-
vingen draaien met noodtoerental.
Na het bevestigen van de foutmelding wordt het menu <5.1.2.0> weergegeven en
"MA" (= master) knippert. Om "MA" te bevestigen moet de toegangsblokkering worden
gedeactiveerd en de servicemodus actief zijn. Beide pompen staan op "Master" en op de
displays van beide elektronicamodules knippert "MA".
ƒ
Bevestig een van de beide pompen als hoofdpomp door de bedieningsknop in te
drukken. Op het display van de hoofdpomp verschijnt de status "MA".
ƒ
Sluit de verschildruksensor op de master aan.
De meetpunten van de verschildruksensor moeten in de desbetreffende verzamelbuis
aan de zuig- en de perszijde van de dubbelpompinstallatie zijn aangebracht. De andere
pomp geeft vervolgens de status "SL" (= slave) weer. Alle overige instellingen van de
pomp kunnen vanaf nu enkel nog via de master worden ingesteld.
LET OP
Open menu <5.1.2.0> om de hoofdpomp later handmatig te wijzigen (voor de navi-
gatie in het servicemenu zie hoofdstuk "Navigeren").
De installatie is voor een bepaald bedrijfspunt (volledige belastingspunt, berekend
maximaal benodigd verwarmingsvermogen) ontworpen. Bij de inbedrijfname moet het
pompvermogen (opvoerhoogte) volgens het bedrijfspunt van de installatie worden in-
gesteld.
De fabrieksinstelling komt niet overeen met het voor de installatie vereiste pompver-
mogen. Het vereiste pompvermogen wordt met behulp van het karakteristieke diagram
van het geselecteerde pomptype (bijv. uit specificatieblad) bepaald.
LET OP
De waarde van de doorstroming, die wordt weergegeven op het display van de IR-
monitor/IR-stick of aan het gebouwbeheersysteem wordt doorgegeven, mag niet
worden gebruikt voor de regeling van de pomp. Deze waarde geeft enkel de tendens
aan.
Niet bij alle pomptypen wordt een doorstromingswaarde uitgegeven.
VOORZICHTIG
Gevaar voor materiële schade!
Een te laag debiet kan de mechanische afdichting beschadigen. Daarbij is het mini-
mumdebiet afhankelijk van het toerental van de pomp.
• Waarborg dat het minimumdebiet Q
Berekening van Q
:
min
Q
= 10 % x Q
pomp x werkelijk toerental/maximumtoerental
min
max
VOORZICHTIG
Gevaar voor materiële schade!
• Gebruik de pomp niet als de afsluiters gesloten zijn.
• Gebruik de pomp alleen binnen het toegestane toepassingsgebied.
niet wordt onderschreden.
min
nl
37