2.5.2 Communicatie-interfaces
De communicatie-interfaces zijn bedoeld voor apparaten die voldoen aan de eisen con-
form
IEC 60950-1.
USB-interface
Het apparaat is standaard uitgerust met
een USB-interface volgens de USB-specifi-
caties. Hiermee kunnen
►
Programma's vanaf een USB-opslag-
medium naar het apparaat worden
geladen (zie bladzijde 61).
►
Protocollen vanaf het apparaat naar
een USB-opslagmedium worden geëx-
porteerd (zie bladzijde 64).
►
USER-ID-gegevens vanaf een USB-op-
slagmedium naar het apparaat worden
geladen (zie bladzijde 65).
De USB-aansluiting is aan de rechterzijkant onder de ControlCOCKPIT geplaatst (afb. 3).
Ethernet-interface
Via een Ethernet-interface kan het appa-
raat op een netwerk worden aangesloten.
Met de software AtmoCONTROL gemaakte
programma's kunnen naar het apparaat
worden geladen en protocollen kunnen
worden uitgelezen. De Ethernet-interface
is aan de achterzijde van het apparaat
geplaatst (afb. 4).
Ter identificatie moet elk aangesloten ap-
paraat zijn voorzien van een uniek IP-adres.
Het instellen van IP-adressen is beschreven
op bladzijde 51.
Het via Ethernet laden van programma's is beschreven in het meegeleverde
handboek voor AtmoCONTROL.
Met een optionele USB-Ethernet-converter kan het apparaat rechtstreeks worden verbon-
den met de USB-interface van een PC of laptop (zie hoofdstuk Optioneel toebehoren op
bladzijde 17).
D39699 | Stand 01/2020
Constructie en omschrijving
afb. 3
USB-interface
afb. 4
Ethernet-interface
13