Het netwerkadres configureren
In deze sectie wordt het volgende behandeld:
■
TCP/IP- en IP-adressen
■
Het IP-adres van de printer automatisch instellen
■
Het IP-adres van de printer dynamisch instellen
■
Het IP-adres van de printer handmatig instellen
TCP/IP- en IP-adressen
Als uw computer is aangesloten op een groot netwerk, vraagt u de netwerkbeheerder om de
juiste TCP/IP-adressen en overige configuratiegegevens.
Als u uw eigen, kleine, lokale netwerk maakt of de printer direct via Ethernet aansluit op de
computer, volgt u de procedure voor het automatisch instellen van het IP-adres (Internet
Protocol-adres) van de printer.
Pc's en printers gebruiken overwegend TCP/IP-protocols voor communicatie over een
Ethernet-netwerk. Bij gebruik van TCP/IP-protocollen moeten elke printer en computer een
uniek IP-adres hebben. Het is hierbij belangrijk dat adressen worden gebruikt die op elkaar
lijken, maar toch elk uniek zijn; alleen het laatste cijfer van elk adres hoeft anders te zijn. De
printer kan bijvoorbeeld adres 192.168.1.2 hebben en de computer adres 192.168.1.3. Een
ander apparaat in het netwerk kan adres 192.168.1.4 hebben.
Meestal gebruiken Macintosh-computers TCP/IP of EtherTalk om met een netwerkprinter te
communiceren. Op Mac OS X-systemen wordt bij voorkeur TCP/IP gebruikt. In tegenstelling
tot TCP/IP, hoeven printers of computers met EtherTalk geen IP-adres te hebben.
Veel netwerken maken gebruik van een server met DHCP (Dynamic Host Configuration
Protocol). Een DHCP-server programmeert automatisch een IP-adres in elke pc en printer op
het netwerk die is geconfigureerd om DHCP te gebruiken. In de meeste kabel- en DSL-routers
is een DHCP-server ingebouwd. Als u een kabel- of DSL-router gebruikt, raadpleegt u de
documentatie die bij uw router is geleverd voor informatie over IP-adressering.
Zie ook:
infoSMART Knowledge Base Netwerkdocumenten (Engelstalig)
op pagina 2-5
Phaser® 6300/6350-kleurenlaserprinter
2-5
Het netwerkadres configureren
op pagina 2-6
op pagina 2-6
op pagina 2-8
op pagina 2-12