Vergrendelen
Vergrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot
te verdraaien.
Storing in centrale
vergrendeling
Ontgrendelen
Ontgrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot
te verdraaien. U kunt de overige por‐
tieren openen door tweemaal aan de
binnenste portiergreep te trekken.
U kunt de bagageruimte en de tank‐
klep niet openen. Zet het contact aan
het vergrendelingssysteem te deacti‐
veren 3 31.
Vergrendelen
Druk bij alle portieren op de binnenste
vergrendelingsknop, maar niet bij het
bestuurdersportier. Sluit vervolgens
het bestuurdersportier en vergrendel
dit van buiten met de sleutel. Tank‐
klep en achterklep kunnen niet wor‐
den vergrendeld.
Automatisch vergrendelen
Automatisch vergrendelen na
wegrijden
Deze beveiligingsfunctie kan gecon‐
figureerd worden om automatisch alle
portieren, de bagageruimte en de
tankdop te vergrendelen nadat u bent
weggereden en een bepaalde snel‐
heid overschrijdt.
Wanneer u na de rit stilstaat, wordt de
auto automatisch ontgrendeld wan‐
neer u de sleutel uit het contactslot
verwijdert .
U kunt deze automatische vergren‐
deling in- of uitschakelen in het menu
Instellingen op het Info-display. Per‐
soonlijke instellingen 3 108.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte sleutel 3 22.
Automatische hervergrendeling
na ontgrendeling
Deze functie kan geconfigureerd wor‐
den om automatisch alle portieren, de
bagageruimte en de tankdop te ver‐
grendelen kort nadat u deze met de
Sleutels, portieren en ruiten
afstandsbediening heeft ontgrendeld,
vooropgesteld dat er geen portier
openstaat.
U kunt deze automatische herver‐
grendeling in- of uitschakelen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 108.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte sleutel 3 22.
Kindersloten
25