162
Rijden en bediening
9 Waarschuwing
De bestuurder aanvaardt volle‐
dige verantwoordelijkheid voor het
bewaren van een veilige onder‐
linge afstand bij de betreffende
verkeers-, weers- en zichtomstan‐
digheden.
Detectie van voorligger
Op de snelheidsmeter gaat de groene
controlelamp Voorligger gedetec‐
teerd A branden als het systeem een
voorligger op de rijstrook detecteert.
Als dit symbool niet verschijnt of
slechts korte tijd oplicht, zal de adap‐
tieve cruise control niet reageren op
voorliggers.
Deactivering
De bestuurder deactiveert de adap‐
tieve cruise control door:
■ de knop y in te drukken,
■ te remmen,
■ het koppelingspedaal langer dan
vier seconden ingedrukt te houden,
■ de keuzehendel van de automati‐
sche transmissien naar N te zetten.
Het systeem wordt ook automatisch
gedeactiveerd als:
■ de rijsnelheid boven 190 km/u of
onder 15 km/u komt (bij auto's met
automatische versnellingsbak
wordt afgeremd tot stilstand, zon‐
der binnen twee minuten te deacti‐
veren),
■ het Traction Control-systeem lan‐
ger dan 20 seconden werkt,
■ de elektronische stabiliteitsregeling
werkt,
■ er gedurende een aantal minuten
geen ander verkeer of object langs
de weg wordt aangetroffen. In dit
geval zijn er geen radarecho's en
kan de sensor melden dat deze ver‐
vuild is,
■ het preventief remsysteem in wer‐
king treedt,
■ de radarsensor vervuild is door ijs
of waterfilm,
■ er een storing wordt geconstateerd
in de radar, motor of remmen.
Daarnaast wordt het systeem auto‐
matisch gedeactiveerd bij auto's met
een automatische versnellingsbak
(adaptieve cruise control met volledig
snelheidsbereik) wanneer:
■ de elektrische handrem is aange‐
trokken,
■ de auto langer dan twee minuten
door het systeem heeft stilgestaan,
■ de auto stopt en een portier wordt
geopend.