achter. De geluidssignalen volgen el‐
kaar sneller op naarmate de afstand
tot het obstakel afneemt. Is de af‐
stand kleiner dan 30 cm, dan klinkt er
een continu geluidssignaal.
De afstand tot een obstakel aan de
voorkant wordt, afhankelijk van de uit‐
voering, op het Driver Information
Center aangegeven door wijzigende
segmenten.
Als u binnen een contactcyclus een‐
maal op de knop r drukt, wordt de
parkeerhulp vooraan automatisch op‐
nieuw ingeschakeld wanneer de rij‐
snelheid onder een bepaalde waarde
komt.
Uitschakelen
Toets r indrukken om het systeem
uit te schakelen.
De led in de knop dooft en u ziet
Parkeerhulp uit op het Driver Informa‐
tion Centre.
Boven een bepaalde snelheid wordt
het systeem automatisch gedeacti‐
veerd.
Storing
In geval van een systeemstoring
brandt r of ziet u een melding in het
Driver Information Center.
Mocht het systeem niet werken we‐
gens tijdelijke omstandigheden, zoals
sneeuw op de sensoren, dan
brandt r of er verschijnt een mel‐
ding in het Driver Information Center.
Boordinformatie 3 102.
Rijden en bediening
Geavanceerde parkeerhulp
Het geavanceerde parkeerhulpsys‐
teem laat de bestuurder inparkeren
door instructies te geven op het Driver
Information Center en door geluids‐
signalen. De bestuurder blijft echter
volledig verantwoordelijk voor het
aanvaarden van de parkeerplek die
het systeem voorstelt en voor het in‐
parkeren.
Het systeem gebruikt de sensoren
van de parkeerhulp in combinatie met
twee extra sensoren aan weerskan‐
ten van de voorbumper.
173