Wanneer een versnelling is ingescha‐
keld en de rem wordt losgelaten, rijdt
de auto langzaam weg.
Afremmen op de motor
Om bij het afdalen van een helling op
de motor af te remmen, tijdig een la‐
gere versnelling selecteren; zie hand‐
matige modus.
Auto heen en weer schommelen
Het is alleen toegestaan de auto heen
en weer te schommelen als de auto is
vastgereden in zand, modder of
sneeuw. Beweeg de keuzehendel
meermaals tussen stand D en R heen
en weer. Motor niet te hoge toeren la‐
ten maken en snel optrekken voorko‐
men.
Parkeren
Trek de handrem aan en schakel P in.
De contactsleutel kan alleen verwij‐
derd worden met de keuzehendel in
stand P.
Handmatige modus
Zet de keuzehendel in de stand M.
Druk op de knop op de keuzehendel:
< = Opschakelen naar een hogere
versnelling.
] = Terugschakelen naar een la‐
gere versnelling.
Wordt bij een te lage snelheid een ho‐
gere versnelling geselecteerd of een
lagere versnelling bij een te hoge
snelheid, dan schakelt de auto niet.
Hierdoor kan er een melding verschij‐
nen op het Driver-Info-Display.
Rijden en bediening
In de handmatige modus wordt er bij
hoge toerentallen niet automatisch
opgeschakeld naar een hogere ver‐
snelling.
Elektronische
rijprogramma's
■ Het bedrijfstemperatuurpro‐
gramma brengt de katalysator na
een koude start snel op tempera‐
tuur door het motortoerental te ver‐
hogen.
■ De automatische neutraalschake‐
ling schakelt vanzelf de neutraal‐
stand in wanneer de auto wordt stil‐
gezet met een ingeschakelde ver‐
snelling en de rem wordt ingetrapt.
■ Speciale programma's passen bij
klimmen en dalen de schakelmo‐
menten automatisch aan.
Kickdown
Bij het geheel intrappen van het gas‐
pedaal in de automatische modus
schakelt de transmissie afhankelijk
van het motortoerental over op een
lagere versnelling.
127