Download Print deze pagina

Nikon D810 Gebruikshandleiding pagina 445

Advertenties

12 Alleen in de stand voor handmatige belichting.
13 Kan alleen worden gebruikt bij AF-S- en AF-I-objectieven (0 423). Zie pagina 423 voor informatie
over de beschikbare scherpstelpunten voor autofocus en elektronisch afstand meten.
14 Bij het scherpstellen op de kortste scherpstelafstand met een AF 80–200mm f/2.8, AF 35–70mm
f/2.8, AF 28–85mm f/3.5–4.5 <Nieuw> of AF 28–85mm f/3.5–4.5 objectief op maximale zoom
wordt de scherpstelindicator mogelijk weergegeven wanneer het beeld op matglas in de zoeker
niet scherp in beeld is. Stel handmatig scherp tot het beeld in de zoeker scherp is.
15 Bij maximaal diafragma van f/5.6 of korter.
16 Sommige objectieven kunnen niet worden gebruikt (zie pagina 424).
17 Het rotatiebereik voor de AI 80–200mm f/2.8 ED wordt bij bevestiging op een statief beperkt door
de camerabody. Filters kunnen niet worden verwisseld terwijl de AI 200–400mm f/4 ED op de
camera is bevestigd.
18 Als het maximale diafragma wordt opgegeven via Objectief zonder CPU (0 229), wordt
de diafragmawaarde weergegeven in de zoeker en in het bedieningspaneel.
19 Kan alleen worden gebruikt als de brandpuntsafstand en het maximaal diafragma zijn opgegeven
met behulp van Objectief zonder CPU (0 229). Gebruik spotmeting of centrumgerichte
meting als de gewenste resultaten niet worden verkregen.
20 Specificeer, voor een grotere nauwkeurigheid, de brandpuntsafstand en het maximaal diafragma
met behulp van Objectief zonder CPU (0 229).
21 Kan worden gebruikt in de handmatige belichtingsstanden bij sluitertijden die ten minste één stap
langer zijn dan de flitssynchronisatietijd.
22 Belichting wordt bepaald door het diafragma van het objectief vooraf in te stellen. In de
automatische belichtingsstand met diafragmavoorkeuze moet het diafragma vooraf worden
ingesteld met behulp van de diafragmaring voordat AE-vergrendeling en verschuiven van het
objectief wordt uitgevoerd. In de handmatige belichtingsstand moet u het diafragma vooraf
instellen met de diafragmaring en de belichting bepalen vóór het verschuiven van het objectief.
23 Belichtingscorrectie is vereist bij gebruik in combinatie met AI 28–85mm f/3.5–4.5, AI 35–105mm
f/3.5–4.5, AI 35–135mm f/3.5–4.5 of AF-S 80–200mm f/2.8D.
24 Bij maximaal effectief diafragma van f/5.6 of korter.
25 Vereist automatische tussenring PK-12 of PK-13. Afhankelijk van de oriëntatie van de camera is
mogelijk de PB-6D vereist.
26 Gebruik een vooraf ingesteld diafragma. In de automatische belichtingsstand met
diafragmavoorkeuze moet u het diafragma instellen met het balgapparaat alvorens de belichting te
bepalen en de foto te maken.
421

Advertenties

loading