Flitswaardevergrendeling
Deze functie wordt gebruikt om de flitssterkte te vergrendelen,
waardoor de compositie van foto's opnieuw kan worden
samengesteld zonder de flitssterkte te wijzigen en wordt gezorgd
dat de flitssterkte geschikt is voor het onderwerp, zelfs wanneer het
onderwerp niet in het midden van het beeld is geplaatst. Flitssterkte
wordt automatisch aangepast voor wijzigingen aan ISO-
gevoeligheid en diafragma.
Voer de volgende stappen uit om flitswaardevergrendeling te
gebruiken:
1
Wijs flitswaardevergrendeling aan
een camerabediening toe.
Selecteer Flitswaardevergrendeling
als de optie "indrukken" voor
Persoonlijke instelling f4 (Fn-knop
toewijzen, 0 343), f5
(Voorbeeldknop toewijzen, 0 349) of
f6 (AE-L/AF-L-knop toewijzen, 0 349).
2
Druk op de pop-upknop voor de
flitser.
De ingebouwde flitser klapt op en
begint met laden.
3
Scherpstellen.
Plaats het onderwerp in het
midden van het beeld en
druk de ontspanknop half in
om scherp te stellen.
198
Pop-upknop voor de flitser