GEBRUIK VAN
STARTKABELS
LET OP
Verbind alleen accu's met dezelfde
nominale spanning met elkaar.
Gebruik altijd hulpstartkabels met
geïsoleerde klemmen en een
voldoende dikke kern.
Koppel de ontladen accu niet los van
de elektrische installatie van de auto.
Hulpstartkabels aansluiten
1
B
E75524
A
Wagen met de lege accu
B
Wagen met de hulpaccu
1
Positieve hulpstartkabel
2
Negatieve hulpstartkabel
1. Plaats de auto's zodanig dat ze elkaar
niet raken.
2. Zet het contact van beide wagens af
en schakel alle stroomverbruikers uit.
Accu van de auto
E71368
3. Trek de kap van het plusaansluitpunt
A
4. Verbind de pluspool (+) van auto A
5. Verbind de min (-) pool van auto B
2
Motor starten
1. Start de motor van wagen B en laat
2. Start de motor van wagen A.
3. Laat beide motoren minimaal drie
142
van de accu omhoog. Zie het
betreffende overzicht van de
motorruimte voor de locatie van de
items. Zie Onderhoud (bladzijde 126).
met de pluspool (+) van auto B (kabel
1).
met het motorblok of de motorsteun
van auto A (kabel 2).
LET OP
Sluit de kabel niet aan op de
minpool (–) van de ontladen
accu.
Zorg ervoor dat de kabels niet met
draaiende onderdelen in aanraking
kunnen komen.
deze met een matig hoog toerental
draaien.
minuten draaien alvorens de kabels
los te koppelen.
2
1