Bijlage
#
Mogelijke oorzaak
12
Vlam is voorhanden, wordt echter niet
herkend
▶
Controleer of de afstand van de
ionisatie-elektrode tot de ventilator-
verstuiver correct is.
Instelsjabloon
13
Geen constante oliedruk
▶
Controleer of de oliedruk, die aan
de manometer aan de drukuitgang
van de oliepomp weergegeven
wordt, constant is.
14
In de slang bevindt zich lucht
▶
Monteer een transparante
olieslang en controleer of er
luchtbellen zijn.
15
Diameter van de olieleiding is te groot
▶
Controleer of de diameter van de
olieleiding te groot is.
Binnendiameter: 4 mm
16
Defecte oliepomp
▶
Controleer of de wijzer van de ma-
nometer trilt.
17
Geen vacuüm tussen 0,06 en 0,3 bar
▶
Controleer of een vacuüm voor-
handen is.
0,006 ... 0,03 MPa (0,060
... 0,30 bar)
18
Instelwaarden niet volgens branderin-
steltabel
▶
Controleer aan de hand van de
branderinsteltabel of de instelwaar-
den in orde zijn.
19
Geen branderfunctie na vervanging
van verstuiver
▶
Controleer of de brander na het
vervangen van de verstuivers func-
tioneert.
20
Brander functioneert met externe olie-
voorziening
▶
Controleer of de brander functio-
neert als hij van olie uit een bus
voorzien wordt.
21
Luchttoevoer-/luchtafvoertrajecten niet
correct
▶
Controleer de luchttoevoer-/luchtaf-
voertrajecten (max. lengtes, geen
recirculatie).
46
Resultaat na controle
Afstand is niet correct
Afstand is correct
Geen vlam
Oliedruk is niet constant
Oliedruk is constant
Luchtbellen voorhanden
Geen luchtbellen
Te grote binnendiameter
Binnendiameter correct
Wijzer trilt
Wijzer is rustig
< 0,03 MPa (< 0,30 bar)
0,0 ... 0,005 MPa (0 ... 0,050 bar)
Vacuüm is in orde
Waarden niet in orde
Waarden in orde
Geen functie
Normale werking
Functie in orde
Brander functioneert niet
Verbrandingsluchttoe-
voer/verbrandingsgasafvoer niet
correct
Verbrandingsluchttoe-
voer/verbrandingsgasafvoer correct
uitgevoerd
Installatie- en onderhoudshandleiding icoVIT exclusiv 0020129678_03
Maatregel
▶
Stel de afstanden met behulp van
de instelsjabloon in.
Verder bij: 14
Verder bij: 14
Verder bij: 15
▶
Zoek de plaats in de olietoevoer
waar lucht kan indringen.
Verder bij: 15
▶
Vervang de olieleiding door een
olieleiding met een correcte bin-
nendiameter.
Verder bij: 16
▶
Vervang de oliepomp.
Verder bij: 17
17.
Reinig een verstopte olieleiding.
18.
Open een afgesloten olieleiding.
19.
Vervang een verstopte oliefilter.
20.
Controleer de koppeling motor-
pomp.
21.
Vervang een verstopte zuigklep
in de tank.
22.
Controleer of de olietoevoer des-
kundig gemonteerd is, pas evt.
de montage aan.
▶
Controleer of de olietoevoer een
lek heeft (schroefverbinding, klep-
pen, aansluitingsgarnituur, oliefilter
enz.) en vervang het onderdeel.
Verder bij: 18
▶
Corrigeer de instelwaarden vol-
gens de branderinsteltabel (af-
stand olieverstuiver-luchtverstuiver,
ventilatordruk, verstuiverwaarden).
Verder bij: 19
Verder bij: 20
▶
Olievoorziening (leidingen) laten
controleren.
Verder bij: 21
23.
Corrigeer de verbrandingslucht-
toevoer/verbrandingsgasafvoer
conform de maximale waarden
of volgens het voor het systeem
toegestane toebehoren.
24.
Verwijder de recirculatie.