Opmerking: U moet soms het hittescherm naar
achteren duwen (Figuur 55) als u de kap verwijdert.
1. Kap
Het stof in de koppeling verspreidt zich hierbij
door de lucht, waardoor u oogletsel kunt oplopen
of bij inhalering ademhalingsproblemen kunt
krijgen.
Draag een veiligheidsbril en een stofmasker of
andere oog- en adembescherming als u deze
werkzaamheden verricht.
5. Smeer de bewegende onderdelen in de zones die
zijn omcirkeld in Figuur 57. Gebruik hiervoor een
droge smeerspray van Toro, die verkrijgbaar is bij
een erkende Toro-dealer of -distributeur.
6. Plaats de kap van de koppeling en zet deze vast met
de drie bouten die u eerder hebt verwijderd.
7. Sluit de slang weer aan op voorkant van de tank
(Figuur 55).
De wielen/banden controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—De
bandenspanning controleren.
Na de eerste 8 bedrijfsu-
ren—Wielmoeren aandraaien.
Figuur 56
2. Bouten
Figuur 57
Om de 100 bedrijfsu-
ren—Wielmoeren aandraaien.
Om de 100 bedrijfsuren—Conditie en
afslijting van de banden controleren.
U moet de bandenspanning om de 8 bedrijfsuren of
dagelijks controleren om er zeker van te zijn dat deze
correct is. Breng de banden op een spanning van 124 kPa
(18 psi). Controleer de banden ook op slijtage of schade.
Controleer na de eerste 8 bedrijfsuren en daarna om de
100 bedrijfsuren of de wielen stevig zijn gemonteerd.
Draai de bouten van de voorwielen vast met een torsie
van 68–75 Nm en de moeren van de achterwielen met
een torsie van 54–81 Nm.
U moet de banden minstens om de 100 bedrijfsuren
controleren. Ongelukken tijdens werkzaamheden, zoals
een botsing tegen een trottoirband, kunnen een band
of een velg beschadigen en tevens de wieluitlijning
verstoren. Daarom moet u na een ongeluk de conditie
van de banden controleren.
Toespoor van voorwiel
afstellen
Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks
(houd hierbij de kortste periode aan)
Het toespoor moet 0 tot 6 mm zijn
1. Vul de tank met ongeveer 303 liter water.
2. Alle banden controleren en op spanning brengen;
zie Bandenspanning controleren.
3. U moet de spuitmachine een paar keer naar voren en
achteren laten rijden om de A-armen te ontspannen;
daarna moet u de machine minstens 3 m vooruit
laten rijden.
4. Meet ter hoogte van de as de afstand tussen de
voorwielen aan de voorkant en de achterkant van de
wielen (Figuur 58). De afstand aan de achterkant
van de voorwielen ter hoogte van de as moet
worden gemeten met behulp van een spanklem
of een uitlijnmaat. Gebruik dezelfde spanklem of
uitlijnmaat om de afstand aan de voorkant van de
voorwielen ter hoogte van de as te meten (Figuur 58).
De voorkant van de wielen moet 0 tot 6 mm
dichterbij staan dan de achterkant van de voorwielen.
50