3.
Bevestig de lens (
Zorg dat de markeringen van de lensvatting (wit) op de lens en de
camera zich op één lijn bevinden als u de lens wilt bevestigen.
4.
Bereid de opname voor (
Druk op (1) terwijl u iets aan (2) draait en laat vervolgens (1) los.
Draai (2) nog iets verder tot de lens vastklikt.
5.
Zet de aan-uitschakelaar op <
programmakeuzewiel in op <
Alle noodzakelijke camera-instellingen worden automatisch ingesteld.
).
).
> en stel vervolgens het
> (
13
,
).