Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

De Watertemperatuurcorrectie Instellen; Instellen Van De Modus Van Het Nabehandelingssysteem Voor Uitlaatgassen (Eats); Een Toestel Voor Watersnelheid Kalibreren - Garmin VOLVO PENTA GLASS COCKPIT Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor VOLVO PENTA GLASS COCKPIT:
Inhoudsopgave

Advertenties

OPMERKING: Deze optie is alleen beschikbaar als u over
geldige dieptegegevens beschikt.
1 De afstand meten:
• Als de transducer op de waterlijn
uiteinde van de kiel is geïnstalleerd, meet u de
afstand tussen de locatie van de transducer en de
kiel van de boot. Voer deze waarde in als een
positief getal.
• Als de transducer is geïnstalleerd op de waterlijn
en u de daadwerkelijke waterdiepte weet, meet u de
afstand tussen de transducer en de waterlijn. Voer
deze waarde in als een negatief getal.
2 Voer een van onderstaande handelingen uit:
• Als de transducer is aangesloten op de kaartplotter
of een sonarmodule, selecteert u Instellingen >
Mijn boot > Diepte en anker > Kielcorrectie.
• Als de transducer is aangesloten op het NMEA 2000
netwerk, selecteert u Instellingen > Communicatie
> NMEA 2000-instelling > Toestellenlijst,
selecteert u de transducer, en selecteert u Bekijk
> Kielcorrectie.
3 Selecteer
als de transducer op de waterlijn is
geïnstalleerd, of selecteer
aan de kiel is geïnstalleerd.
4 Voer de afstand in die in stap 1 is gemeten.

De watertemperatuurcorrectie instellen

De temperatuurcorrectie compenseert de
temperatuurmeting van een temperatuursensor of
transducer met temperatuurmeting.
1 Meet de watertemperatuur aan de hand
van een temperatuursensor of transducer met
temperatuurmeting die is aangesloten op het netwerk.
2 Meet de watertemperatuur met een andere
temperatuursensor of een thermometer die
nauwkeuriger is.
3 Trek de in stap 1 gemeten watertemperatuur af van de
watertemperatuur die u hebt gemeten in stap 2.
Deze waarde is de temperatuurcorrectie. Voer deze
waarde in stap 5 in als positief getal wanneer de
sensor een koudere watertemperatuur aangeeft dan in
werkelijkheid het geval is. Voer deze waarde in stap 5
in als negatief getal wanneer de sensor een warmere
watertemperatuur aangeeft dan in werkelijkheid het
geval is.
Toestelconfiguratie
of boven het
als de transducer onder
4 Voer een van onderstaande handelingen uit:
• Als de sensor of transducer is aangesloten op
de kaartplotter of een sonarmodule, selecteert u
Instellingen > Mijn boot > Temperatuurcorrectie.
• Als de transducer is aangesloten op het NMEA 2000
netwerk, selecteert u Instellingen > Communicatie
> NMEA 2000-instelling > Toestellenlijst,
selecteert u de transducer en selecteert u Bekijk >
Temperatuurcorrectie.
5 Voer de in stap 3 berekende waarde voor
temperatuurcorrectie in.
Instellen van de modus van het nabehandelingssys-
teem voor uitlaatgassen (EATS)
Lees de Volvo Penta Bedieningshandleiding voor meer
gedetailleerde informatie.
Wanneer de kaartplotter is aangesloten op een
compatibele Volvo Penta motor, kan de modus
Nabehandelingssysteem voor uitlaatgassen (EATS)
worden geselecteerd.
1 Selecteer Instellingen > Mijn boot > EATS.
2 Selecteer een optie.

Een toestel voor watersnelheid kalibreren

Als u een snelheidssensor of transducer met
snelheidsmeting hebt aangesloten op de kaartplotter,
kunt u die snelheidssensor kalibreren om de
nauwkeurigheid van de op de kaartplotter weergegeven
watersnelheidsgegevens te verbeteren.
1 Voer een van onderstaande handelingen uit:
• Als de sensor of transducer is aangesloten op
de kaartplotter of een sonarmodule, selecteert
u Instellingen > Mijn boot > Vaarsnelheid
kalibreren.
• Als de sensor of transducer is aangesloten
op het NMEA 2000 netwerk, selecteert u
Instellingen > Communicatie > NMEA 2000-
instelling > Toestellenlijst, selecteer de transducer
en selecteer Bekijk > Vaarsnelheid kalibreren.
2 Volg de instructies op het scherm.
Als de boot te traag is of als de snelheidssensor niets
registreert, verschijnt een melding.
3 Selecteer OK, en verhoog geleidelijk de snelheid van
de boot.
4 Als het bericht weer wordt weergegeven, stop dan de
boot en controleer of het wieltje met de sensor niet is
vastgelopen.
5 Als het wieltje zonder problemen draait, controleer dan
de kabelverbindingen.
6 Als de melding zich blijft voordoen, neem dan contact
op met Garmin Product Support.
97

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave