Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Garmin Quickdraw Contours Instellingen; Dieptebereikarcering; Navigatie Met Een Kaartplotter - Garmin Volvo Penta GLASS COCKPIT Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor Volvo Penta GLASS COCKPIT:
Inhoudsopgave

Advertenties

3
Selecteer Zoek contourkaarten.
4
Gebruik de kaart- en zoekfuncties om een gebied te vinden
dat u wilt downloaden.
De rode stippen staan voor Garmin Quickdraw Contours
kaarten die gedeeld zijn voor die regio.
5
Selecteer Selecteer een gebied om te downloaden.
6
Sleep de randen van het kader om het gebied te selecteren
dat u wilt downloaden.
7
Selecteer Start download.
8
Sla het bestand op de geheugenkaart op.
TIP: Kijk in de map Downloads als u het bestand niet kunt
vinden. De browser heeft het bestand mogelijk daar
opgeslagen.
9
Verwijder de geheugenkaart uit uw computer.
10
Plaats de geheugenkaart in de kaartlezer.
De kaartplotter herkent de contourkaarten automatisch. Het
kan enkele minuten duren voordat de kaartplotter de kaarten
heeft geladen.

Garmin Quickdraw Contours instellingen

Selecteer Menu > Quickdraw Contours > Instellingen op een
kaart.
Scherm: Geeft Garmin Quickdraw Contours weer. De optie
Contours gebruiker geeft uw eigen Garmin Quickdraw
Contours kaarten weer. De optie Contours community geeft
de kaarten weer die u hebt gedownload van de Garmin
Quickdraw Community.
Correctie bij opnemen: Hiermee stelt u de afstand in tussen de
sonardiepte en de opnamediepte van de contouren. Als het
waterniveau is veranderd sinds uw laatste opname, moet u
deze instelling aanpassen zodat de opnamediepte hetzelfde
is voor beide opnamen.
Als u bijvoorbeeld bij de vorige opname een echolooddiepte
van 3,1 m (10,5 ft.) had en vandaag een echolooddiepte van
3,6 m (12 ft.), dan voert u -0,5 m (-1,5 ft.) in als Correctie bij
opnemen.
Weerg.cor. gebruiker: Hiermee stelt u verschillen in
contourdiepten en dieptelabels op uw eigen contourkaarten
in als compensatie voor wijzigingen in het waterniveau, of
voor dieptefouten in opgenomen kaarten.
Weerg.corr. commun: Hiermee stelt u verschillen in
contourdiepten en dieptelabels op community-contourkaarten
in als compensatie voor wijzigingen in het waterniveau, of
voor dieptefouten in opgenomen kaarten.
Analysekleuren: Hiermee stelt u de kleur van het scherm
Garmin Quickdraw Contours in. Als deze instelling is
ingeschakeld, laten de kleuren de kwaliteit van de opname
zien. Als deze instelling is uitgeschakeld, maken de
contourgebieden gebruik van standaard kaartkleuren.
Groen geeft een goede diepte, een goede GPS-positie en
een snelheid van minder dan 16 km/u (10 mijl/u) aan. Geel
geeft een goede diepte, een goede GPS-positie en een
snelheid tussen 16 en 32 km/u (tussen 10 en 20 mijl/u) aan.
Rood geeft een slechte diepte of GPS-positie en een
snelheid van meer dan 32 km/u (20 mijl/u) aan.
Dieptearcering: Hiermee geeft u de minimale en maximale
diepte van een dieptebereik en een kleur voor dat
dieptebereik op.

Dieptebereikarcering

U kunt kleurbereiken instellen op uw kaart om de waterdiepte
aan te geven op de plaatsen waar de vissen die u wilt vangen
momenteel bijten. U kunt diepere bereiken instellen om te
kunnen zien hoe snel de bodemdiepte binnen een bepaald
dieptebereik verandert. U kunt maximaal tien dieptebereiken
14
instellen. Als u in binnenwater vist, blijft de kaart overzichtelijker
als u maximaal vijf dieptebereiken instelt.
Rood
Van 0 tot 1,5 m (van 0 tot 5 ft.)
Oranje
Van 1,5 tot 3 m (van 5 tot 10 ft.)
Geel
Van 3 tot 4,5 m (van 10 tot 15 ft.)
Groen
Van 4,5 tot 7,6 m (van 15 tot 25 ft.)

Navigatie met een kaartplotter

VOORZICHTIG
Als uw vaartuig over een stuurautomaat beschikt, moet bij elk
roer een bedieningsscherm zijn geïnstalleerd waarmee de
stuurautomaat kan worden uitgeschakeld.
De functie Auto Guidance is gebaseerd op elektronische
kaartgegevens. De gegevens garanderen niet dat de route vrij is
van obstakels en dat deze diep genoeg is. Let tijdens het volgen
van de koers altijd goed op en vermijd land, ondiep water en
andere obstakels die u onderweg kunt tegenkomen.
Wanneer u Ga naar gebruikt, kunnen een directe koers en een
gecorrigeerde koers over land of door ondiep water lopen.
Gebruik visuele waarnemingen om land, ondiep water en
andere gevaarlijke objecten te vermijden.
OPMERKING: Sommige kaartweergaven zijn beschikbaar met
premiumkaarten, in sommige gebieden.
Als u wilt navigeren, moet u een bestemming kiezen, een koers
uitzetten of een route maken en vervolgens de koers of route
volgen. Volg de koers of route op de navigatie- of viskaart, of in
de Perspective 3D- of Mariner's Eye 3D-kaartweergave.
U kunt een koers naar een bestemming instellen en deze volgen
met behulp van een van de volgende drie methoden: Ga naar,
Route naar, of Auto Guidance.
Ga naar: Brengt u direct naar uw bestemming. Dit is de
standaardoptie om naar een bestemming te navigeren. De
kaartplotter tekent een rechte koers- of navigatielijn naar de
bestemming. De route kan over land en andere obstakels
lopen.
Route naar: Berekent een route van uw locatie naar een
bestemming, met de mogelijkheid om koerswijzigingen aan te
brengen. Met deze optie kunt u een rechte koers uitzetten
naar de bestemming en zo nodig koerswijzigingen in de route
aanbrengen om land en andere obstakels te vermijden.
Auto Guidance: Maakt gebruik van de kaartgegevens en
ingevoerde gegevens over uw boot om de beste
doorvaartroute naar uw bestemming te bepalen. Deze optie
is alleen beschikbaar bij gebruik van een compatibele
premiumkaart op een compatibele kaartplotter. Een wending-
voor-wending navigatieroute naar de bestemming wordt
aangegeven, waarbij land en andere obstakels worden
vermeden
(Auto Guidance, pagina
Als u een compatibele Garmin stuurautomaat gebruikt die op
de kaartplotter is aangesloten via NMEA 2000
stuurautomaat de Auto Guidance route.
OPMERKING: In sommige gebieden is Auto Guidance
beschikbaar bij premiumkaarten.
17).
, volgt de
®
Navigatie met een kaartplotter

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave