FUNCTIE STOP AND START
Omstandigheden waarbij de
motor niet op stand-by wordt
gezet
Onder bepaalde omstandigheden kan het
systeem de motor niet op stand-by zetten.
Dit is het geval als:
– de achteruitversnelling is ingeschakeld;
– de motorkap niet is vergrendeld;
– de buitentemperatuur te laag of te hoog
is (lager dan circa 0 °C of hoger dan circa
35 °C);
– de accu onvoldoende geladen is;
– het verschil tussen de temperatuur in de
auto en de ingestelde temperatuur van
de thermostatische airconditioning te
groot is;
– de helling bedraagt meer dan ongeveer
5% voor voertuigen die zijn uitgerust met
een automatische versnellingsbak
– de functie "helder zicht" is ingeschakeld
(raadpleeg de paragraaf "thermostati-
sche airconditioning" in hoofdstuk 3);
(3/4)
– de motortemperatuur is te laag;
– de luchtzuiveringscyclus wordt ver-
nieuwd;
– ...
Het controlelampje
strumentenpaneel weergegeven. Dit lampje
waarschuwt u dat de motor niet in stand-by
kan worden gezet.
Schakel altijd de functie Stop
and Start uit voordat u werk-
zaamheden in de motorruimte
uitvoert.
Bijzonderheid van het automatisch weer
starten van de motor
Onder bepaalde omstandigheden kan de
motor vanzelf weer starten om uw veiligheid
en uw comfort te waarborgen.
Dat kan zich met name voordoen wanneer:
wordt op het in-
– de buitentemperatuur te laag of te hoog
is (lager dan circa 0 °C of hoger dan circa
35 °C);
– de functie "helder zicht" is ingeschakeld
(raadpleeg de paragraaf "thermostati-
sche airconditioning" in hoofdstuk 3);
– de accu onvoldoende geladen is;
– de rijsnelheid van de auto hoger is dan
5 km/u (bij afdalen, enz.);
– het rempedaal herhaaldelijk wordt inge-
drukt of er vaak wordt geremd;
– ...
Bijzonderheid: in sommige omstandig-
heden wordt automatisch opnieuw star-
ten van de motor verhinderd als een
voorportier of de achterklep is geopend.
2.7