AUTOGORDELS
(3/3)
8
Autogordels achter 8
Het vergrendelen, ontgrendelen en afstellen
gebeuren op dezelfde manier als bij de voor-
ste gordels.
Controleer de plaats en wer-
king van de autogordel achterin
na het kantelen van de achter-
bank.
1.14
De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter.
– Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmecha-
nisme: gordels, stoelen en de bevestigingen ervan. Raadpleeg voor speciale
gevallen (bv. installatie van een kinderzitje) een merkdealer.
– Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling
kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes, enz.): een autogordel die te los
zit, kan verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
– Draag nooit de schoudergordel achter de rug of onder de arm langs aan de kant van het
portier.
– Een autogordel mag nooit door meer personen tegelijk gebruikt worden; sla uw gordel
nooit om een baby of een kind heen dat op uw schoot zit.
– De gordel mag niet gedraaid zijn.
– Na een botsing moet u de gordels laten controleren en indien nodig vervangen. Gordels
die beschadigingen vertonen moeten ook worden vervangen.
– Let er bij het terugplaatsen van de achterbank op dat de autogordels en sluitingen goed
zitten zodat deze weer op de juiste wijze kunnen worden gebruikt.
– Let op dat de gesp van de gordel in de juiste sluiting vastzit.
– Zorg dat er geen voorwerp in de sluiting van de gordel kan komen waardoor de werking
belemmerd wordt.
– Zorg dat u de sluiting goed plaatst (deze mag niet verborgen of bedekt worden door of
blijven haken achter personen of voorwerpen).