aCCU: storing
(vervolg)
Starten met starthulpkabels
Sluit de starthulpkabels als volgt aan tussen
de twee auto's:
Controleer of de starthulpkabels, verkrijg-
baar bij uw merkdealer, dik genoeg zijn en in
goede staat verkeren.
beide accu's moeten dezelfde spanning
hebben: 12 volt. De hulpaccu moet min-
stens de capaciteit (ampère-uur, Ah) hebben
van de ontladen accu.
Let erop dat de auto's elkaar niet raken
(kortsluitingsgevaar als u de pluspolen met
elkaar verbindt) en dat de ontladen accu
goed aangesloten is. Zet het contact af van
uw auto.
Start de motor van de hulpauto en laat deze
met een middelmatig toerental draaien.
1
4
b
3
Sluit de positieve kabel (+) A aan op de plus-
pool (+) 1 van de ontladen accu en daarna
op de pluspool (+) 2 van de hulpaccu.
Sluit de negatieve kabel (–) B aan op de
minpool (–) 3 van de hulpaccu en daarna op
de minpool (–) 4 van de ontladen accu.
Maak, zodra hij draait, de kabels A en B in
omgekeerde volgorde (4-3-2-1) los.
Start de motor op de normale wijze.
Controleer of de kabels A en B
elkaar nergens raken en of de
positieve kabel A geen me-
talen delen van de hulpauto
raakt.
Risico van letsel en/of beschadiging van
a
de auto.
2
De accu bevat zwavelzuur.
Vermijd daarom contact met de
ogen, de huid of kleding. Bij on-
verhoopt contact spoelen met
veel water. Indien nodig een arts raad-
plegen.
Houd open vuur, gloeiende voorwerpen
en vonken verwijderd van de accu: ex-
plosiegevaar.
Let op bij werkzaamheden dicht bij
de motor, deze kan nog warm zijn.
Bovendien kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien.
Risico van verwonding.
5.25