Akoestische leklokalisatie uitvoeren via de centrale eenheid
Het menu voor akoestisch lekzoeken wordt via het startscherm
en het schakelvlak Akoestisch lekzoeken (41) opgeroepen.
45
44
43
Onafhankelijk van de concreet gekozen meetmodus, kunnen in
beide voor de akoestische leklokalisatie beschikbare meetmodi
de volgende parameterinstellingen volgens een uniform
bedieningsschema worden uitgevoerd:
108
107
Nr.
Aanduiding
101
Terug naar het startscherm
102
Sensorkeuze (filtervoorinstellingen)
103
Meetmodus
104
Meting opslaan
105
Metingen laden
106
Instelling van de sensorgevoeligheid
107
Keuze van de filterinstelling
108
Instellen van de geluidssterkte (koptelefoon)
28
Instellen van de akoestische parameters
Instelling van de sensorgevoeligheid
Ga als volgt te werk om de gevoeligheid van de op het
meetapparaat aangesloten microfoon in te stellen:
1. Navigeer in het meetweergavevenster naar het schakelvlak
40
Instellen van de sensorgevoeligheid (106) en bevestig de
keuze.
ð Het venster voor het instellen van de sensorgevoeligheid
opent.
ð Op een schaal van 0 tot 100 % wordt de actuele
versterkingsfactor voor uw microfoon weergegeven.
2. De gewenste gevoeligheidsgraad via de draaiknop of via
41
het touch-display instellen.
ð De optimale gevoeligheidswaarde is bereikt, als de links
in het venster weergegeven controlebalk tot de helft is
42
gevuld.
3. Door het drukken op de draaiknop of het opnieuw drukken
op het schakelvlak Instellen van de sensorgevoeligheid,
wordt de ingestelde versterking geactiveerd.
Info
Is het versterkingsmenu opgeroepen en wordt de toets
opname (14) iets langer ingedrukt gehouden, kiest het
apparaat de optimale versterking automatisch. Tijdens
het drukken op de toets opname (14) klinken enkele
pieptonen. Laat u de toets opname (14) los, kiest het
101
apparaat het optimale versterkingsniveau. Hiervoor
102
moet de sensor daar worden geplaatst waar het geluid
103
moet worden opgenomen.
Houd er hierbij rekening mee dat bij elke
104
gevoeligheidsinstelling de actuele meetreeks wordt
105
gewist.
Instelling van de sensorkeuze (filtervoorinstellingen)
Voor akoestische leklokalisatie kan uit drie voorgedefinieerde
106
filterinstellingen worden gekozen. Bovendien kan elke
filterbereik tijdens de meting individueel worden gewijzigd:
Ga als volgt te werk om een van de drie voorgedefinieerde
filterinstellingen te selecteren:
1. Navigeer in het meetweergavevenster naar het schakelvlak
Sensorkeuze (102) en bevestig de keuze.
ð Het venster voor het kiezen van de filtervoorinstellingen
opent.
correlator LD20HC
NL