5 Eerste stappen
> Databuskabel aansluiten aan de databusinterfaces.
Bij het opbouwen van een verbinding via databuskabel rekening
houden met de volgende punten:
•
Alleen Testo databuskabel gebruiken.
•
Databuskabel niet in de buurt van sterkstroomkabels leggen.
•
Voor voldoende stroomtoevoer zorgen door elke analysebox te
voeden met netspanning.
•
De kabels idealiter insteken vóór het inschakelen van het
systeem. Verbinden tijdens het bedrijf (hot-plugging) is
mogelijk, al naargelang combinatie kan het echter vereist zijn
om het systeem in en uit te schakelen.
•
De verbinding niet isoleren onder belasting.
•
Databusdeelnemers: max. 16 analyseboxen in één
databussysteem.
•
Kabellengte: max. 100m tussen Control Unit en analysebox,
max. 800m tussen alle analyseboxen in het databussysteem.
•
Het bussysteem moet een gedefinieerde elektrische afsluiting
bezitten, zie hieronder.
Elektrische afsluiting van het bussysteem
Het databussysteem is een lijnstructuur. Het begin van de lijn vormt
de Control Unit of de Testo databus-controller met USB-verbinding.
Het einde vormt de laatste aangesloten component in het systeem
(analysebox of analoge uitgangsbox). Deze component moet van
een gedefinieerde elektrische afsluiting worden voorzien.
38
Als er meerdere analyseboxen met een notebook/PC
verbonden zijn, dan kunnen de analyseboxen naast elkaar
geactiveerd en geopend worden, bijv. om meetkanalen van
verschillende analyseboxen samen weer te geven.
Als er meerdere analyseboxen per notebook/PC en
databus-controller (0554 0588) verbonden en geactiveerd
zijn, dan wordt, al naargelang het aantal analyseboxen, de
kleinste meetsnelheid als volgt veranderd:
Analyseboxen Kleinste
meetsnelheid
1 tot 2
3 tot 4
5 tot 8
9 tot 16
1s
2s
3s
5s