10. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Functies Wi-Fi
Voor Gebruik
∫
• Voer van tevoren de datum- en tijdinstellingen uit.
• Om de Wi-Fi-functie op dit toestel te gebruiken, wordt een draadloos toegangspunt vereist, dan
wel een bestemmingstoestel dat uitgerust is met de draadloze LAN-functie.
Over de Wi-Fi verbindingslamp
∫
Blauw brandend: Als de Wi-Fi-functie op ON staat of als er een
Wi-Fi-verbinding is
Blauw
Als u beeldgegevens verzendt
knipperend:
De [Wi-Fi]-knop
∫
In deze gebruiksaanwijzing zal een functieknop waaraan [Wi-Fi] toegekend is [Wi-Fi]-knop
genoemd worden. (Als standaard instelling is [Wi-Fi] aan [Fn8] toegekend als de camera
in de opnamemodus staat, terwijl het aan [Fn4] toegekend wordt als de camera in de
afspeelmodus staat)
• Raadpleeg voor informatie over de functieknop P55.
Stappen voor indrukken van [Wi-Fi] (in opnamemodus)
1
Raak [ ] aan.
2
Raak [
Fn8
] aan.
Als de camera niet met Wi-Fi verbonden is, druk dan op [Wi-Fi]. De camera zal dan
gereed zijn om met de smartphone verbonden te worden. U kunt de camera
rechtstreeks met de smartphone verbinden.
• Als de camera gereed is om verbonden te worden, kunt u op [DISP.] drukken om met dezelfde
instellingen als voorheen verbinding te maken. Dit is een gemakkelijke en snelle manier om
een verbinding tot stand te brengen.
(P33)
(P263)
(P294)
260
Fn8
Fn9
Fn10
Fn11
SNAP
Fn12