Indicaties van max signaal
De renbaan, het watermerk en de niveauwijzer werken
samen om u op dynamische manier referentiepunten
te geven voor het hoogste signaal dat de SR‑24 detec‑
teert. De informatie die wordt geleverd door deze indica‑
ties, kan een maximum signaalsterkte vinden tijdens uw
plaatsbepalingsproces.
De renbaan is de cirkelvormige baan rond het actie‑
ve weergavegebied. Bij het verplaatsen van de ontvan‑
ger, beweegt de niveauwijzer met de klok mee rond de
renbaan naarmate de signaalsterkte toeneemt, en keert
terug tegen de klok in wanneer de signaalsterkte af‑
neemt. Wanneer de signaalsterkte begint af te nemen,
wordt een watermerk achtergelaten om het hoogste ge‑
detecteerde signaalniveau aan te geven.
In de modus Sonde geeft het watermerk de hoogste sig‑
naalsterkte weer die wordt gedetecteerd door de ontvan‑
ger. In de modi Leidingtracering geeft het watermerk het
hoogste nabijheidsgetal weer dat wordt bereikt.
In vele gevallen wanneer het watermerk wordt weerge‑
geven en de niveauwijzer tegen de klok in begint te be‑
wegen, kunt u wellicht weg van de doelleiding bewegen.
Niveauwijzer
Watermerk
Renbaan
Nabijheidsgetal en drempelwaarde
Het nabijheidsgetal is ontworpen om toe te nemen wan‑
neer de SR‑24 dichter bij de doelleiding komt. In vele ge‑
vallen is het maximaliseren van het nabijheidsgetal een
nauwkeurigere manier om de locatie van de doelleiding
uiterst nauwkeurig te bepalen dan enkel de signaalsterkte.
Gebruik de regeling voor nabijheidsdrempelwaarde om
de ontvanger opdracht te geven om doelen met diep‑
temetingen buiten een gedefinieerd bereik te negeren.
Door het instellen van een drempelwaarde voor de maxi‑
mumdiepte kunt u het aantal onechte weergaveartefac‑
ten reduceren die een afleiding kunnen betekenen van
het plaatsbepalingsproces.
Als de gemeten diepte van de doelleiding minder is dan
de nabijheidsdrempelwaarde, wordt het nabijheidsgetal
weergegeven als nul en de karteringweergave wordt on‑
derdrukt. Als de gemeten diepte groter is dan de nabij‑
heidsdrempelwaarde, wordt het nabijheidsgetal weerge‑
geven en de karteringweergave wordt getoond.
Instellingen nabijheidsdrempelwaarde
Diepte
Regeling
Geen drempelwaarde, geen
onderdrukking, en staat weergave van
negatieve diepte toe. Weergave van
negatieve diepte wordt weergegeven
op een zwarte achtergrond in de
linkeronderhoek.
Voor detecties waarbij gemeten diepte
niet groter is dan 30 m [98 ft].
Voor detecties waarbij gemeten diepte
niet groter is dan 10 m [33 ft].
Voor detecties waarbij gemeten diepte
niet groter is dan 3 m [10 ft].
Voor detecties waarbij gemeten diepte
niet groter is dan 1 m [3 ft].
Geeft de signaalsterkte op het midden
van het scherm weer, onderdrukt de
kaartweergave, staat weergave van
negatieve diepte toe, en audiosignalen
geven signaalsterkte weer.
NB: het pictogram Groter dan
ven wanneer de ontvanger voorzieningenleidingen de-
tecteert die dieper liggen dan de getoonde diepte.
wordt alleen weergege-
Nederlands – 49