Traceringscircuit
Een zwak signaal kan vaak worden verbeterd door het
traceringscircuit te wijzigen. Om het circuit te verbeteren,
voert u één of meer van de volgende acties uit:
• Bevochtig de aarde rond de aardstang.
• Beweeg de aardstang weg van de doelleiding.
• Gebruik een grotere aarding, zoals een schepblad.
• Zorg ervoor dat de doelleiding niet gemeenschappe‑
lijk verbonden is met een voorziening. Indien dit is
verbonden, moet u de gemeenschappelijke verbin‑
ding ongedaan maken, maar alleen als het veilig is
om dit te doen. Verbindingen opnieuw maken wan‑
neer plaatsbepaling is uitgevoerd.
• De frequentie wijzigen.
• De zender verplaatsen.
• Voer plaatsbepaling uit vanaf de andere richting van
de leiding.
Naukeurigheid bevestigen
Om de nauwkeurigheid van een plaatsbepaling te
bevestigen, moet u controleren dat alles van het vol‑
gende waar is:
• De richtpijlen en de richtlijn zijn uitgelijnd met
de traceerlijn.
• De traceerlijn laat weinig of geen vervorming
zien.
• Het nabijheidsgetal en de signaalsterkte wor‑
den gemaximaliseerd wanneer de traceerlijn
het midden van de kaart kruist.
• De gemeten diepte neemt op gepaste wijze toe
en de traceerlijn blijft uitgelijnd wanneer de test
van diepteverificatie wordt uitgevoerd.
Zie de SR‑20‑instructievideo voor een demonstratie van
het bevestigen van de nauwkeurigheid van de plaatsbe‑
paling en om uw plaatsbepalingen nauwkeurig en effi‑
ciënt te maken. De video bevindt zich op een dvd die
wordt meegeleverd met het SR‑24‑handleidingpakket en
kan tevens online worden bekeken:
www.RIDGID.com/us/en/instructional‑videos
Huidige meting (mA) en signaalhoek
De waarden die worden weergegeven op het scherm
voor huidige meting (mA) en signaalhoek, zijn indicaties
die u kunt gebruiken voor het verifiëren van de nauwkeu‑
righeid van een plaatsbepaling. Wanneer de huidige me‑
ting (mA) wordt weergegeven en de richtpijlen en traceer‑
lijn liggen op één lijn, kunt u meer vertrouwen hebben dat
uw plaatsbepaling nauwkeurig is.
De SR‑24 detecteert de huidige meting (mA) van de
doelleiding en geeft het weer in de rechterbovenhoek van
het scherm. De huidige meting (mA) wordt alleen weer‑
gegeven wanneer de SR‑24 direct boven de doelleiding
staat. Wanneer de SR‑24 niet boven de doelleiding staat,
wordt de signaalhoek van de doelleiding weergegeven in
plaats van de huidige meting (mA).
Nederlands – 31