IO‑menu
De IO‑functie verstuurt de plaatsbepalingsgegevens van
de SR‑24 naar de interne SD‑kaart, of naar een Blue‑
tooth‑apparaat indien deze beschikbaar is, of tegelijker‑
tijd naar beide.
NB: zie de paragraaf SD-kaart voor informatie over de
SD-kaart en het uitlezen van het gegevenslogbestand.
Ggegevens kunnen voortdurend worden geregistreerd
(standaard) of handmatig op specifieke punten geduren‑
de een plaatsbepaling, door het inschakelen van door
gebruiker gestarte gegevensoutput.
U kunt een gehele categorie of specifieke elementen bin‑
nen een categorie uitschakelen. Zie bijlage C voor om‑
schrijvingen van de elementen van gegevensregistratie.
Door gebruiker gestarte gegevensoutput
De functie Door gebruiker gestarte gegevensoutput is
standaard uitgeschakeld. Schakel door gebruiker gestar‑
te gegevensoutput in om de SR‑24 in te stellen op enkel
outputgegevens wanneer u op de selectietoets
Voor het inschakelen van door gebruiker gestarte gege‑
vensoutput, volgt u deze stappen:
1. Open het menu Instellingen en gebruik de toets Pijl‑
tje omlaag
om naar het IO‑pictogram
te gaan.
2. Druk op de selectietoets
vensoutput te openen.
3. Licht het pictogram Ononderbroken gegevensoutput
op in het menu Gegevensoutput en druk
op de selectietoets
schakeld (standaard) en ingeschakeld
4. Druk op de menutoets
sluiten.
Voor het gebruik van de functie Door gebruiker gestar‑
te gegevensoutput tijdens de plaatsbepaling, voert u één
van de volgende acties uit:
• Kort drukken op de selectietoets
opname van de directe gegevens te produceren.
• Lang drukken op de selectietoets
mentopname van de gemiddelde gegevens te pro‑
duceren.
NB: wanneer lang wordt gedrukt, geeft de SR-24 gemid-
delde gegevens op hetzelfde moment dat het rapport
van dieptegemiddelde wordt weergegeven.
drukt.
om het menu Gege‑
om te schakelen tussen uitge‑
om op te slaan en af te
om een moment‑
om een mo‑
Gegevensselectie
Gebruik de menu's voor het inschakelen en uitschake‑
len van specifieke componenten van de gegevensoutput.
Schakel alle of een deel van een specifiek gegevensele‑
ment uit voor het reduceren van de hoeveelheid gege‑
vens die wordt geregistreerd en geproduceerd op de in‑
terne SD‑kaart.
Alle gegevenscategorieën worden standaard geprodu‑
ceerd. Om alle of een deel van een specifiek gegevens‑
element uit te schakelen, volgt u deze stappen:
1. Open het menu Instellingen en gebruik de toets Pijl‑
tje omlaag
lichten.
2. Druk op de selectietoets
vensoutput te openen.
3. Druk op de toets Pijlte omlaag
venscategorie te gaan die u wilt uitschakelen: SIG,
GPS of LCD.
• Om alle gegevenselementen als groep uit of in te
schakelen, drukt u op de selectietoets
schakelen tussen uitgeschakeld
geschakeld
• Of gebruik de toetsen Pijltje omhoog en Pijltje
omlaag
fiek gegevenselement, en druk op de selectie‑
toets
of in te schakelen door het selecteren en onge‑
daan maken van de selectie van het vakje naast
de gegevensafkorting.
.
4. Druk op de menutoets
sluiten.
om het IO‑pictogram
om het menu Gege‑
om naar de gege‑
.
voor het oplichten van een speci‑
om het individuele gegevenselement uit
om op te slaan en af te
Nederlands – 45
op te
om te
en in‑