Dieptewaarschuwingen
Onder normale bedrijfsomstandigheden kan het gebruik
van dieptegemiddelde de nauwkeurigheid van de plaats‑
bepaling verbeteren door gemiddelde gegevens weer te
geven. Echter, omstandigheden als vervorming, lawaaie‑
rige omgevingen en vastlopen kunnen van invloed zijn op
de nauwkeurigheid.
Een dieptewaarschuwing wordt weergegeven bij de aan‑
wezigheid van omstandigheden die de nauwkeurigheid
mogelijk kunnen beïnvloeden.
SR-24-dieptewaarschuwingen
Afbeelding Conditie
Teveel beweging tijdens steekproeven
Diepte varieert aanzienlijk
Signaalsterkte varieert aanzienlijk
Extreme verschuiving tussen richtlijn
(rechts of links) en traceerlijn
Vastlopen (signaal te hoog)
Teveel vervorming
28 – Nederlands
Nauwkeurigheid verbeteren en
bevestigen
GEVAAR
Het blootleggen van de voorziening is de enige ma-
nier om zeker te zijn van de locatie. Bij het uitgra-
ven van een voorziening, moet u periodiek de geme-
ten diepte en positie opnieuw controleren om schade
aan de voorziening te vermijden en om aanvullende
voorzieningensignalen die over het hoofd gezien
kunnen zijn, te identificeren.
Factoren die van invloed zijn op nauwkeurigheid
De volgende omstandigheden kunnen van invloed zijn op
de nauwkeurigheid van een plaatsbepaling:
• Vervorming als gevolg van lokale interferentie of
slechte signaalsterkte. Vervorming wordt veroor‑
zaakt door de impact van nabijgelegen velden, na‑
bijgelegen geleiders, magnetische flux of andere in‑
terferentie op het circulaire elektromagnetische veld.
Vervorming wordt gedetecteerd door het vergelijken
van de informatie van de traceerlijn, het nabijheidsge‑
tal, de signaalsterkte, de gemeten diepte, uitlezingen
van signaalhoek en metingen van bovenantenne.
• Overlap door de aanwezigheid van andere ka-
bels of voorzieningen. Overlap treedt op wanneer
het signaal van de zender koppelt met nabijgelegen
niet‑doelleidingen. De SR‑24 kan dezelfde frequentie
ontvangen op meerdere niet‑doelleidingen. Overlap
kan velden vervormen en ongewenste voorzieningen‑
leidingen oplichten. Gebruik indien mogelijk lagere fre‑
quenties en neem verbindingen tussen andere voor‑
zieningen weg.
• De aanwezigheid van T-stukken, bochten of split-
singen in de leiding. Bochten of T‑stukken kunnen
een plotse toename in de vervormingsrespons van de
traceerlijn veroorzaken. Bij het volgen van een signaal
dat plotseling vervormd raakt, omcirkelt u de laatste
locatie van een helder signaal op een afstand van on‑
geveer 6 m [20 ft]. Zoek de nabijgelegen leiding om te
bepalen of de vervorming wel of niet afkomstig is van
een lokale bocht of T‑stuk in de leiding.
• Variërende bodemcondities. Zeer natte of zeer droge
bodem kan van invloed zijn op signaalkoppeling. Het
verzadigen van de bodem met zeer zout water kan het
circuit versterken. Zeer droge bodem kan het circuit
verzwakken, indien aarding wordt gereduceerd.
• De aanwezigheid van grote metalen objecten. De
aanwezigheid van grote metalen objecten kan een on‑
verwachte toename of afname van de signaalsterkte
veroorzaken. Dit type vervorming wordt sterker bij ho‑
gere frequenties.