Drijvende sondes
Sondes die zijn ontworpen om in een buis gespoeld of
gebracht te worden, bewegen vrijelijk en kunnen bin‑
nen een buis in elke richting bewegen. Als gevolg is het
wellicht niet mogelijk om de plaats van de sonde uiterst
nauwkeurig te bepalen door het in kaart brengen van de
polen en de equator. Om de plaats van drijvende sondes
te bepalen, zoekt u het punt waarop de signaalsterkte het
hoogst is.
Drijvende RIDGID NaviTrack‑
Afbeelding 8 –
FloatSonde
De drijvende RIDGID NaviTrack‑sonde drijft met de pool
recht omhoog gericht. Sommige andere drijvende son‑
des drijven met de as van de sonde op één lijn met de
buis. Om de plaats van een sonde in verticale richting
te bepalen, centreert u het poolpictogram in het actieve
weergavegebied. Voor verticale sondes vindt men slechts
één pool boven de grond.
26 – Nederlands
Pool
Gekantelde sondes
Een sonde wordt gekanteld wanneer het niet parallel
staat aan de grond erboven. Dit gebeurt vaak wanneer
een sonde wordt geplaatst in een buisdeel dat niet ho‑
rizontaal ligt. Het in kaart brengen van de polen en de
equator kan u helpen bij het bepalen of een sonde is ge‑
kanteld.
Wanneer een sonde is gekanteld, is de equator niet ge‑
centreerd tussen de twee polen (zie afbeelding 9 waarbij
A en B ongelijk zijn). Wanneer een sonde in hevige mate
is gekanteld, bijvoorbeeld in een verticaal buisdeel, wordt
de equator wellicht niet gecentreerd boven de sonde en
het punt van maximale signaalsterkte kan zich boven een
pool bevinden. Om de plaats van gekantelde sondes te
bepalen, zoekt u het punt waarop de signaalsterkte het
hoogst is.
Pool
A
Gekantelde drijvende RIDGID NaviTrack‑
Afbeelding 9 –
batterijsonde
Equator
Pool
B