Instrumenten en bedieningselementen ......................................................................................................... 11 - 52
Airconditioning en audiosystemen ................................................................................................................ 53 - 56
Stoelen en veiligheidsmiddelen ..................................................................................................................... 57 - 86
Starten en rijden .............................................................................................................................................. 87 - 150
Informatie voor noodgevallen ..................................................................................................................... 151 - 166
Inhoudsopgave beknopte handleiding Inleiding/voorwoord ............................1 – 10 Instrumenten en bedieningselementen ......................11 – 52 Airconditioning en audiosystemen ........................ 53 – 56 Stoelen en veiligheidsmiddelen ........................57 – 86 Starten en rijden .............................. 87 – 150 Informatie voor noodgevallen ........................151 – 166 Onderhoud ..............................
Pagina 2
Sommige informatie is daarom mogelijk niet van toepassing op uw specifieke auto. Mocht u vragen hebben over de werking of de specificaties van uw auto, dan kunt u altijd contact opnemen met uw erkende MG- reparateur voor advies. De illustraties in deze handleiding dienen alleen ter referentie.
Pagina 3
MG-reparateur geen aansprakelijkheid aanvaarden voor onjuistheden of de gevolgen daarvan, met inbegrip van verlies van of schade aan eigendommen, of letsel aan personen, behalve in geval van persoonlijk letsel veroorzaakt door nalatigheid van de fabrikant of erkende MG- reparateur.
Pagina 4
Voorwoord Gebruikte symbolen Dit symbool geeft aan dat de beschreven onderdelen door De volgende symbolen worden in de handleiding gebruikt om uw bevoegde personen of instanties moeten worden afgevoerd om aandacht te vestigen op specifieke soorten informatie. het milieu te beschermen. Waarschuwing Asterisk Dit waarschuwingssymbool duidt op procedures die...
Pagina 5
Elektrische-transmissienummer 3 Elektrische-transmissienummer Vermeld altijd het voertuigidentificatienummer (VIN) wanneer u contact heeft met uw erkende MG-reparateur. Als er iets met de motor of elektrische transmissie aan de hand is, kan het nodig zijn de identificatienummers van deze onderdelen te verstrekken.
Pagina 6
Zij moeten uit de buurt worden gehouden van motorvoertuig geïnstalleerd. Het op willekeurige wijze afvoeren gevaarlijke bronnen, zoals ontvlambare voorwerpen, warmte ervan kan leiden tot vervuiling, gevaar en schade aan het milieu. en waterbronnen. Het hoogvoltage-accupakket MOET worden gerecycled door een erkende MG-reparateur erkende professionele demontagedeskundige.
12V-accu oplaadt om ervoor te zorgen dat het accupakketten die overblijven na de sloop van voertuigen of om voertuig wordt gestart. Deze functie wordt automatisch andere redenen, af te laten voeren door een erkende MG- geactiveerd en uitgeschakeld. reparateur. Raadpleeg de officiële website voor details: Opmerking: het systeem onderbreekt het intelligent laden www.mg.co.uk.
Pagina 8
Voorwoord Hoogvoltagesysteem • Het hoogvoltagesysteem van uw voertuig gebruikt wisselstroom (AC) en gelijkstroom (DC) met spanningen tot 376 V. Op alle hoogvoltage-onderdelen zijn labels aangebracht. Neem de vermelde waarschuwingen en alle vereisten voor het werken in of in de buurt van deze onderdelen in acht.
Pagina 9
Voorwoord Hieronder vindt u een schematische weergave van de onderdelen van het hoogvoltagesysteem: 1 Elektrische airco-compressor 2 Elektrische aandrijfeenheid 3 Vermogenselektronicadoos 4 DC/DC-omvormer 5 Hoogvoltage-kabelboom 6 Hoogvoltage-accu (ESS, energieopslagsysteem) 7 Manual Service Disconnect (MSD) 8 Oplader aan boord 9 Oplaadpoort...
Pagina 10
Voorwoord In geval van een ongeluk • Zorg dat het voertuig in P staat, dat het voertuig op de handrem is gezet en dat het elektrische systeem van het voertuig op OFF (UIT) staat. • Als er kabels in het voertuig blootliggen, mag u deze NIET aanraken.
Pagina 11
MG-reparateur het wateroppervlak is gebracht/uit het water is voor het onderhoud. gehaald. Controleer het water/voertuig op afwijkingen • Er wordt een kaart met reddingsinformatie zoals overmatige belvorming of geluiden.
Instrumenten en bedieningselementen Instrumentenpaneel 1 Snelheidsmeter 2 Waarschuwingslampjes en -symbolen 3 Berichtencentrum 4 Energiemeter 5 Elektriciteitsmeter en indicatie rijbereik tot leeg 6 Kilometerteller 7 Tijd 8 Versnelling 9 Omgevingstemperatuur 10 Totale bereik tot leeg 11 Brandstofmeter en rijbereik brandstof tot leeg 12 Status elektrisch systeem...
Als u 'EP' ziet staan, wijst dit op een ernstig functioneel defect aan het schakelsysteem. Neem in dit geval onmiddellijk contact op met een erkende MG-reparateur. De pijl links van het waarschuwingslampje voor een laag brandstofniveau geeft aan dat de tankdop zich aan de Omgevingstemperatuur linkerzijde van het voertuig bevindt.
Pagina 16
Instrumenten en bedieningselementen Berichtencentrum Voertuiginformatiedisplay Het voertuiginformatiedisplay bevat de volgende informatie: 1 Actieve beveiliging 2 Instellingen 3 Waarschuwingsinformatie 4 Ritcomputer • Druk op de pijlknoppen OMHOOG/OMLAAG/LINKS/RECHTS in het multifunctionele toetsenblok aan de rechterzijde van het stuur om te schakelen tussen de displayopties. Wanneer de START/STOP-schakelaar in de positie ON/READY •...
Instrumenten en bedieningselementen Actieve beveiliging Ritcomputer Toont informatie over de actieve beveiliging van het voertuig. De ritcomputerfunctie omvat het volgende: • Interface energiestroom hybride vermogen Raadpleeg 'Adaptief cruisecontrolsysteem' en 'Rijhulpsysteem' • Huidige rit: toont het bereik, de duur, de gemiddelde snelheid in het hoofdstuk 'Starten en rijden'.
Instrumenten en bedieningselementen Waarschuwingslampjes en -symbolen Symbool zijlicht - groen Sommige waarschuwingslampjes lichten op of knipperen in Dit symbool licht op wanneer de zijlichten zijn combinatie met een waarschuwingsgeluid. Bij bepaalde ingeschakeld. waarschuwingslampjes worden tijdelijk waarschuwingssymbool en een bericht getoond in het Symbool mistlicht achter - geel informatiecentrum van het instrumentenpaneel.
Pagina 19
Waarschuwing temperatuur koelvloeistof - rood Dit lampje licht op als er sprake is van een motorstoring die de prestaties en emissies kan beïnvloeden. Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende MG- Wanneer het waarschuwingslampje temperatuur reparateur. koelvloeistof rood oplicht, betekent dit dat de temperatuur van de koelvloeistof hoog is.
Pagina 20
Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende MG-reparateur. Dit waarschuwingslampje geeft defecten aan de Als dit lampje uitgaat nadat het een tijdje heeft geknipperd, elektrische stuurbekrachtiging of het elektrische stuurslot aan.
Pagina 21
Instrumenten en bedieningselementen Waarschuwing controlesysteem bandenspanning Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende MG- reparateur. (TPMS) - geel Waarschuwing storing afdaalhulp (HDC) ON (AAN) - groen/geel Als dit waarschuwingslampje oplicht, duidt dit op een Als de HDC-schakelaar wordt ingedrukt, licht het lage bandenspanning.
Pagina 22
Stop in dit geval het voertuig zodra u dit veilig kunt uitgeschakeld. doen, schakel onmiddellijk de motor uit en neem zo snel mogelijk contact op met een erkende MG-reparateur. Als het Waarschuwing storing remsysteem - rood airbagsysteem of een veiligheidsgordel niet naar behoren werkt,...
Pagina 23
EPB-systeem. komt, gaat het lampje weer uit. Als het lampje toch niet uitgaat, Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende MG- neem dan zo snel mogelijk contact op met een erkende MG- reparateur. reparateur.
Pagina 24
Dit lampje licht geel op als de functie waarschuwing na een tijdje branden. Neem contact op met een erkende MG- afwijking van rijstrook is ingeschakeld. Het lampje gaat weer uit reparateur.
Wanneer zowel het systeem waarschuwing frontale botsing als het systeem automatische noodrem wordt ingeschakeld en het Dit lampje licht geel op als de MG Pilot-functie is symbool blijft branden, betekent dit dat het systeem niet normaal ingeschakeld. Het lampje gaat weer uit wanneer de functie wordt functioneert.
Pagina 26
Neem zo normaal functioneert, knippert het lampje eerst geel en gaat het snel mogelijk contact op met een erkende MG-reparateur. vervolgens uit. Probeer deze functie te herstellen. Als de functie Raadpleeg voor meer informatie 'Systeem automatische...
Als het systeem voor intelligente snelheidsassistentie niet normaal functioneert, knippert het lampje eerst geel en gaat het vervolgens uit. Probeer deze functie te herstellen. Als de functie niet kan worden ingeschakeld, neem dan zo snel mogelijk contact op met een erkende MG-reparateur. Raadpleeg voor meer...
Pagina 28
Instrumenten en bedieningselementen Als de functie intelligente snelheidsassistentie is geactiveerd of de SLIF-waarschuwingsfunctie (functie voor informatie over snelheidslimiet) is ingeschakeld, knippert het lampje als de snelheidslimietwaarde wordt overschreden. Verlaag in dat geval uw snelheid. Waarschuwing aanvullende informatie verkeersbord met snelheidslimiet - geel Dit lampje licht op als er aanvullende informatie beschikbaar is voor het op dat moment herkende verkeersbord met snelheidslimiet.
Pagina 29
Als het systeem voor ondersteuning bij achteruitrijden een storing heeft gedetecteerd, licht dit lampje op met aanwijzingen. Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende MG- reparateur. Raadpleeg voor meer informatie 'Systeem voor ondersteuning bij achteruitrijden' in het hoofdstuk 'Starten en rijden'.
Pagina 30
Als dit lampje knippert, betekent dit dat het roetfilter vol is. Neem onmiddellijk contact op met een erkende MG-reparateur. Als deze waarschuwing wordt genegeerd, schakelt het voertuig over naar een modus met verminderde prestaties en kan het...
Pagina 31
Stop het voertuig zodra u dit veilig kunt doen, schakel de START/STOP-schakelaar uit en Symbool oplaadstatus - geel neem onmiddellijk contact op met een erkende MG-reparateur. Waarschuwing oververhitting motor - rood Dit lampje licht op als het voertuig is aangesloten op een oplaadpunt.
Pagina 32
Waarschuwing laag accuniveau hoogvoltage-accupakket of als er sprake is van een defect aan het hoogvoltage- - geel accupakket. Neem onmiddellijk contact op met een erkende MG- reparateur. Dit lampje licht op of knippert als het laadniveau van Dit lampje knippert als de temperatuur van het hoogvoltage- het hoogvoltage-accupakket laag is.
Pagina 33
Instrumenten en bedieningselementen Lichten en schakelaars AUTO-verlichting Als de START/STOP-schakelaar in de positie ACC staat, staat Hoofdschakelaar lichten het systeem voor AUTO (automatische) verlichting standaard in de positie ON (AAN) (1). Het AUTO-verlichtingssysteem schakelt de zijlichten en schakelaarverlichting automatisch in en uit, afhankelijk van de huidige intensiteit van het omgevingslicht.
Instrumenten en bedieningselementen Dimlicht Volg mij naar huis Als de START/STOP-schakelaar in de positie ON/READY Trek de verlichtingshendel naar het stuur nadat de (AAN/GEREED) staat, draai dan de hoofdschakelaar lichten naar START/STOP-schakelaar is uitgeschakeld. Hierdoor wordt de positie 3 om het dimlicht, de zijlichten en de schakelaarverlichting functie Volg mij naar huis ingeschakeld en het dimlicht en de te bedienen.
Instrumenten en bedieningselementen Het bijbehorende GROENE symbool in het instrumentenpaneel Richtingaanwijzers/hoofdschakelaar lichten knippert als de richtingaanwijzers in werking zijn. Zorg ervoor dat u tegenliggers niet verblindt Als het stuur wordt gedraaid, worden de richtingaanwijzers weer wanneer u met grootlicht rijdt. uitgeschakeld.
Pagina 36
Instrumenten en bedieningselementen Systeem voor slim grootlicht • Wanneer voetgangers, niet-motorvoertuigen en Het systeem voor slim grootlicht dient alleen als andere objecten zonder duidelijk licht of met ondersteunende functie. De bestuurder dient de weerkaatst licht worden aangetroffen. status van de koplampen te controleren en deze in •...
Instrumenten en bedieningselementen Het symbool in het instrumentenpaneel licht op wanneer de Schakelaar mistlicht mistlampen aan de voorzijde zijn ingeschakeld. De mistlampen dienen alleen te worden gebruikt bij Mistlampen achterzijde een zicht van minder dan 100 meter. In helderdere Om de mistlampen aan de achterzijde in te schakelen, zorgt u omstandigheden kunnen andere weggebruikers dat de START/STOP-schakelaar in de positie ON/READY worden verblind.
Pagina 38
Instrumenten en bedieningselementen Ruitenwissers en -sproeiers • Wissen op hoge snelheid (3) Bediening ruitenwissers voorruit De ruitenwissers en -sproeiers werken alleen als de START/STOP-schakelaar positie ON/READY (AAN/GEREED) staat. Beweeg de hendel om verschillende wisserstanden te selecteren: • Wissen met interval (1) •...
Pagina 39
Instrumenten en bedieningselementen Opmerking: als u wilt dat de ruitenwisser onmiddellijk één • Enkele slag (4) slag maakt, vergroot u de gevoeligheid van de regensensor. • Aanpassing gevoeligheid regensensor (5) Als de regensensor continu regenwater detecteert, blijven de • Wissen op basis van programma (6) ruitenwissers actief.
Pagina 40
Instrumenten en bedieningselementen Bediening ruitenwissers achterruit BELANGRIJK ruitensproeiers niet staat zijn ruitensproeiervloeistof te sproeien (bijv. als gevolg van blokkering door vuil of ijs), laat dan de hendel onmiddellijk los. De ruitenwissers stoppen dan met werken. Zo voorkomt u dat het zicht wordt verslechterd als gevolg van vuil dat over de ongewassen voorruit wordt verspreid.
Pagina 41
Instrumenten en bedieningselementen Stuursysteem Stuurkolom aanpassen Probeer NIET de hoogte of hoek van de stuurkolom aan te passen terwijl de auto in beweging is. Dit is extreem gevaarlijk. De hoek of de hoogte van de stuurkolom aanpassen aan uw rijpositie:...
Instrumenten en bedieningselementen Elektrische stuurbekrachtiging Als er sprake is van een storing in of defect aan de elektrische stuurbekrachtiging, zal u het sturen als erg zwaar ervaren. Dit heeft invloed op uw veiligheid tijdens het rijden. Het systeem voor elektrische stuurbekrachtiging werkt alleen als het voertuig is gestart.
Instrumenten en bedieningselementen Achteruitkijkspiegels Spiegelverwarming In de buitenspiegels zijn verwarmingselementen geïntegreerd die Het voertuig is uitgerust met achteruitkijkspiegels: twee mist glas doen verdwijnen. zijspiegels aan de buitenzijde van de portieren (één links en één verwarmingselementen zijn actief wanneer rechts) centraal gemonteerde binnenspiegel.
Pagina 44
Instrumenten en bedieningselementen Elektrisch inklappen Opmerking: elektrisch inklapbare buitenspiegels die met de hand of per ongeluk uit de juiste positie zijn geraakt, moeten worden gereset. Dit doet u door met behulp van de inklapschakelaar de spiegels een keer volledig in en uit te klappen.
Instrumenten en bedieningselementen Bediening ramen Ramen Zorg voor de veiligheid van de passagiers, vooral van kinderen, in de auto wanneer het raam omlaag of Elektrische raamschakelaar omhoog staat. Voorkom dat personen bekneld raken. Druk op de schakelaar (2~5) om het raam te laten zakken en trek aan de schakelaar om het raam omhoog te doen.
Pagina 46
Instrumenten en bedieningselementen Opmerking: het wordt aanbevolen de raamschakelaars voor In dit geval gaat het raam naar beneden, zodat het obstakel kan de achterramen te BLOKKEREN wanneer de passagiers worden weggehaald. kinderen zijn. Opmerking: gebruik de elektrische raambediening NIET Opmerking: bedien de ramen op de juiste manier om gevaar meerdere keren kort na elkaar.
Pagina 47
• Maak het schuifdak regelmatig schoon om de werking en prestaties te waarborgen. Bezoek wanneer nodig een Instructies erkende MG-reparateur voor onderhoud. Laat passagiers NIET uit een geopend schuifdak leunen terwijl het voertuig in beweging is. Dit kan leiden tot letsel door het raken van objecten, zoals boomtakken.
Pagina 48
Instrumenten en bedieningselementen Bediening schuifdak Duw de schuifdakglasschakelaar omhoog naar de eerste positie (1) en houd deze vast. Het schuifdak opent door te kantelen. U kunt de beweging van het schuifdak op ieder moment onderbreken door de schakelaar los te laten. Duw de glasschakelaar met iets meer kracht om deze naar de tweede U kunt het schuifdak bedienen als de START/STOP-schakelaar positie (2) te bewegen en laat los.
Pagina 49
Instrumenten en bedieningselementen Verbinding tussen zonnescherm en schuifdakglas Om te voorkomen dat het zonnescherm wordt blootgesteld, beweegt het scherm samen met het glas van het schuifdak als één geheel wanneer het schuifdak wordt geopend. Om het zonnescherm te sluiten, sluit u eerst het schuifdakglas. Initialisatie schuifdak In geval van een stroomstoring of loskoppeling van de accu terwijl het schuifdakglas of het zonnescherm in beweging is,...
Pagina 50
Instrumenten en bedieningselementen Het zonnescherm wordt voor een vooraf ingesteld stuk geopend en stopt dan. Vervolgens sluit het automatisch. Het zonnescherm is dan geïnitialiseerd. De schakelaar moet tijdens het hele proces in de tweede positie staan. Thermische bescherming De motoren van het schuifdakglas en het zonnescherm zijn voorzien van een functie voor thermische bescherming.
Pagina 51
Instrumenten en bedieningselementen Dakdrager Houd rekening met het volgende bij het gebruik van de dakdrager: De daklast MAG NIET hoger zijn dan de • Bevestig de lading zo veel mogelijk richting de voorzijde van maximaal toegestane belasting. Dit kan leiden het dak en verdeel de daklast gelijkmatig.
Instrumenten en bedieningselementen • De totale hoogte van de auto is groter als er een lading op de dakdrager is bevestigd. Zorg dat er genoeg vrije ruimte is bij het binnengaan van tunnels en garages. • Zorg ervoor dat de lading op de dakdrager geen belemmering vormt voor de werking van het schuifdak, de dakantenne of de achterklep.
Airconditioning en audiosystemen Ventilatie 1 Zijroosters 2 Voorruit-/ontdooiroosters 3 Middenrooster 4 Voetenruimteroosters voor 5 Zijruitroosters voor 6 Middenconsoleroosters Er zijn ook 2 voetenruimteroosters achter in de auto. Deze bevinden zich op de vloer onder de voorstoelen (niet weergegeven in de illustratie).
Pagina 54
Airconditioning en audiosystemen Automatische temperatuurcontrole Bedieningsinterface infotainmentdisplay 1 Luchtverdelingsmodus 2 Systeem aan/uit 3 Automatische modus 4 Airco-koeling aan/uit 5 Luchtcirculatiemodus 6 Temperatuurcontrole rechterzone 7 Snelheidscontrole blazer 8 Controle temperatuurzones 9 Temperatuurcontrole linkerzone 10 Voorstoelverwarming Opmerking: in deze modus wordt er een beperkte luchtstroom richting de zijroosters geleid.
Airconditioning en audiosystemen Controlepaneel Controle temperatuurzones Raak de knop voor controle van de temperatuurzones aan om te schakelen tussen enkele en dubbele temperatuurzonecontrole. Als de knop oplicht, worden de twee zones met elkaar gesynchroniseerd. Snelheidscontrole blazer Schuif de segmenten voor de snelheidscontrole van de blazer naar links of naar rechts om de blazersnelheid te regelen.
Airconditioning en audiosystemen Houd de sneltoets airco-controle in het controlepaneel 3 Opmerking: als de functie ontdooien/ontwasemen onder seconden ingedrukt. De blazer wordt in- of uitgeschakeld, een vooraf ingestelde temperatuur wordt ingeschakeld, afhankelijk van de huidige werkende staat. treedt de functie achterruitverwarming automatisch in werking.
Stoelen en veiligheidsmiddelen Hoofdsteun Stoelen Stel de hoogte van de hoofdsteun zo in dat de Overzicht bovenkant op één lijn ligt met de bovenkant van het hoofd van de inzittende. Deze positie zorgt dat Verstel de stoelen NIET terwijl de auto in het risico op hoofd- en nekletsel in geval van een beweging is.
Stoelen en veiligheidsmiddelen Voorstoelen Als u de positie van de hoofdsteun van laag naar hoog wilt Handmatig verstelbare stoel verstellen, trekt u de hoofdsteun recht omhoog en drukt u deze rustig naar beneden als de gewenste hoogte is bereikt. Zo zorgt u dat de hoofdsteun vast op zijn plaats blijft zitten.
Pagina 59
Stoelen en veiligheidsmiddelen • Verstellen rugleuning Trek de schakelaar (1) omhoog of duw deze omlaag (B) om het stoelkussen hoger of lager te zetten. Til de hendel (2) omhoog, verstel de rugleuning tot deze in • Verstellen rugleuning een comfortabele positie staat en doe de hendel naar beneden.
Stoelen en veiligheidsmiddelen Veiligheidsgordels voertuig uitgerust waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordels om u eraan te Het is belangrijk dat alle veiligheidsgordels op de herinneren uw veiligheidsgordel om te doen. juiste manier worden gedragen. Controleer altijd of alle passagiers hun veiligheidsgordel om hebben. De veiligheidsgordels moeten om de volgende redenen worden omgedaan: Vervoer GEEN passagiers die niet in staat zijn...
Pagina 61
Stoelen en veiligheidsmiddelen Als het voertuig in beweging is, is de bewegingssnelheid van de inzittenden identiek aan die van het voertuig. In geval van een frontale botsing of noodstop, komt het voertuig weliswaar tot stilstand, maar de inzittenden blijven bewegen totdat zij in aanraking komen met een stilstaand object.
Stoelen en veiligheidsmiddelen Veiligheidsgordels dragen Veiligheidsgordels functioneren niet op de juiste manier als de stoelen te ver achterover zijn gezet. Het onjuist dragen van veiligheidsgordels kan bij Rijd NIET als de stoelen te ver achterover staan. een ongeluk ernstig letsel of zelfs de dood tot gevolg hebben.
Stoelen en veiligheidsmiddelen Veiligheidsgordels vastmaken Volg onderstaande instructies om de veiligheidsgordels vast te maken. 1 Zet de stoel in de juiste positie. 2 Houd de metalen gesp vast, trek de veiligheidsgordel met een gelijkmatige snelheid over uw schouder en over uw borst.
Pagina 64
Het verdraaide deel van de veiligheidsgordel mag de passagier echter niet raken. Ga in deze situatie naar een erkende MG- Bij het dragen van een veiligheidsgordel moet het heupgedeelte reparateur voor reparatie.
Pagina 65
Stoelen en veiligheidsmiddelen u onder de heupgordel doorglijdt. Als u onder de heupgordel Het voertuig is voorzien van een verstelbaar bevestigingspunt doorglijdt, oefent deze kracht uit op uw buik. Dit kan leiden tot aan de bovenkant, zowel voor de veiligheidsgordel van de ernstig of zelfs fataal letsel.
Pagina 66
Stoelen en veiligheidsmiddelen 2 Druk ontgrendelknop verplaats Het diagonale gedeelte van de veiligheidsgordel moet normaal hoogteversteller naar de gewenste positie. Verplaats de over de borst lopen, het heupgedeelte van de gordel moet onder versteller door de schuifregelaar te duwen. de buik doorlopen, laag en nauwsluitend op de heupen. Plaats de gordel NOOIT op of boven de buik.
Pagina 67
Stoelen en veiligheidsmiddelen Kinderen en veiligheidsgordels Jonge kinderen MOETEN in een geschikt kinderzitje worden geplaatst. Raadpleeg de richtlijnen van de fabrikant van Er dienen passende beschermingsmaatregelen te kinderzitjes voor het selecteren van het juiste zitje. Volg de worden genomen voor het rijden met kinderen. instructies van de fabrikant bij het plaatsen van het kinderzitje.
Pagina 68
Controleer bij het vastmaken van een veiligheidsgordel voor een vervangen door een erkende MG-reparateur. kind altijd of deze juist is geplaatst. Pas de hoogte van de veiligheidsgordel aan om te zorgen dat de schoudergordel zich niet in de buurt van het gezicht of de nek van het kind bevindt.
Stoelen en veiligheidsmiddelen Controleren, onderhouden vervangen BELANGRIJK veiligheidsgordels • De gordelspanners worden niet geactiveerd bij een lichte Veiligheidsgordels controleren impact. • De gordelspanners moeten worden vervangen door Gespleten, versleten gerafelde dealermonteurs die door de fabrikant zijn opgeleid. veiligheidsgordels functioneren bij een botsing •...
Pagina 70
Sommige onderdelen Zorg dat er GEEN vloeistoffen in het gordelslot veiligheidsgordelsysteem kunnen echter nog steeds aandacht vereisen. Neem contact op met een erkende MG-reparateur voor terechtkomen. Dit kan de werking van de advies. vergrendeling verslechteren.
Pagina 71
Stoelen en veiligheidsmiddelen Airbagsysteem • Gordijnairbags voor hoofdbescherming (geïnstalleerd Overzicht achter de bekleding bij het hoofd) Het airbagsysteem biedt alleen AANVULLENDE bescherming bij een zware frontale impact. Het neemt de noodzaak of de vereiste om een veiligheidsgordel te dragen niet weg. •...
Pagina 72
Stoelen en veiligheidsmiddelen Activering van de airbags Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende MG- reparateur. Als het airbagsysteem of een veiligheidsgordel niet Passagiers op de voorstoelen mogen hun voeten, naar behoren werkt, kan dit betekenen dat het defecte onderdeel knieën of andere lichaamsdelen niet in contact...
Pagina 73
Stoelen en veiligheidsmiddelen Als de airbags worden opgeblazen, kunnen Klop of sla NIET op de plekken waar airbags of kinderen die niet op de juiste manier worden verwante onderdelen zijn geïnstalleerd. Zo beschermd ernstig letsel oplopen of zelfs voorkomt u dat de airbag per ongeluk wordt overlijden.
Pagina 74
Stoelen en veiligheidsmiddelen Voorairbags BELANGRIJK Gebruik NOOIT een tegen de rijrichting in • Airbags bieden geen bescherming aan de lagere geplaatst kinderzitje op een stoel die wordt lichaamsdelen van passagiers. beschermd met een ACTIEVE AIRBAG aan de • Airbags zijn niet ontworpen voor aanrijdingen van voorzijde.
Stoelen en veiligheidsmiddelen Omstandigheden waarin airbags niet worden Zijairbags in de stoelen geactiveerd De fabricage en het materiaal van de stoel zijn van De activering van de airbags hangt niet af van de snelheid van cruciaal belang voor een goede werking van de het voertuig, maar van het object dat het voertuig raakt, de hoek zijairbags.
Stoelen en veiligheidsmiddelen De airbag van de bijrijder uitschakelen • Het voertuig slaat over de kop. • Frontale botsing met een voertuig met bullbar onder een bepaalde hoek Zijairbags in de stoelen en gordijnairbags voor hoofdbescherming Onder bepaalde omstandigheden worden de zijairbags en gordijnairbags mogelijk niet geactiveerd.
Pagina 77
Stoelen en veiligheidsmiddelen Opmerking: zorg dat de airbag is ingeschakeld als er een Als de schakelaar in de positie ON (AAN) staat, licht het ON (AAN)-symbool (in het displaypaneel voor de passagiersairbag bij volwassene op de bijrijdersstoel zit. de verlichtingsconsole) op om aan te geven dat de bijrijdersairbag is ingeschakeld.
Pagina 78
Stoelen en veiligheidsmiddelen Als deze instructies niet worden opgevolgd, kan dit in geval van Kinderzitjes een ongeluk leiden tot ernstig letsel of zelfs overlijden van het kind. Belangrijke veiligheidsinstructies over het gebruik van kinderzitjes Het wordt aanbevolen kinderen jonger dan 12 jaar op de achterbank van de auto te plaatsen, in een kinderzitje dat geschikt is voor het gewicht en de lengte van het kind.
Pagina 79
• Het wordt sterk aanbevolen door MG om kinderen jonger dan 12 jaar of met een lengte van minder dan 1,5 meter in een geschikt kinderzitje op de achterbank te plaatsen.
Pagina 80
Stoelen en veiligheidsmiddelen • De manier waarop een veiligheidsgordel wordt gebruikt is van Gebruik NOOIT een tegen de rijrichting in grote invloed op de maximale bescherming die de geplaatst kinderzitje op een stoel die wordt veiligheidsgordel biedt. Houd u aan de instructies van de beschermd met een ACTIEVE AIRBAG aan de fabrikant van het kinderzitje met betrekking tot het juiste voorzijde.
Pagina 81
Stoelen en veiligheidsmiddelen Bestudeer het veiligheidswaarschuwingslabel op de zonneklep. Als het juiste kinderzitje wordt gebruikt om het kind goed vast te Installeer indien mogelijk kinderzitjes altijd op de achterbank. Als zetten op de achterbank en de zitpositie van het kind juist is, is er het noodzakelijk is om een kinderzitje op een voorstoel te voldoende ruimte tussen het kind en het gebied waar de zijairbag installeren, neemt u de waarschuwingen hierboven dan in acht.
Pagina 82
Stoelen en veiligheidsmiddelen Categorieën kinderzitjes ISOFIX-kinderzitjes Vastgemaakt met diagonale driepuntsgordels voor over De ISOFIX-verankeringspunten in de achterbank de heupen zijn uitsluitend ontworpen voor gebruik met ISOFIX- systemen. Zet het tegen de rijrichting in geplaatste kinderzitje NIET in de bijrijdersstoel. Dit kan leiden tot ernstig De verankeringspunten voor kinderzitjes zijn letsel of zelfs de dood.
Pagina 83
Stoelen en veiligheidsmiddelen Opmerking: bevestigen universeel Als u niet de ISOFIX-verankeringspunten onderaan, maar een veiligheidsgordel gebruikt, voer de installatie dan uit goedgekeurde kinderzitjes moet ook een zogeheten 'top volgens de instructies van de fabrikant van het kinderzitje. tether'-bevestiging worden gebruik. 4 Oefen na de installatie gepaste kracht uit op het Opmerking: raadpleeg de instructies van de fabrikant kinderzitje om te controleren of het goed vastzit.
Pagina 84
Stoelen en veiligheidsmiddelen Goedgekeurde posities voor kinderzitjes Het wordt aanbevolen in dit voertuig een kinderzitje te bevestigen dat voldoet aan de norm UN ECE-R44 of ECE-R129. Bekijk de markeringen op het kinderzitje. Goedgekeurde posities voor niet-ISOFIX-kinderzitjes Zitposities Bijrijder Gewichtsgroep Buitenste Met schakelaar airbag bijrijder OFF (UIT) Middelste zitplaats...
Pagina 85
Stoelen en veiligheidsmiddelen Kinderzitje voor groep I Kinderzitje voor groep 0/0+ Zet nooit een tegen de rijrichting in geplaatst Zet nooit een tegen de rijrichting in geplaatst kinderzitje op de bijrijdersstoel als de kinderzitje bijrijdersstoel bijrijdersairbag actief is. Dit kan leiden tot ernstig letsel of zelfs de dood.
Pagina 86
Stoelen en veiligheidsmiddelen Kinderzitje voor groep II Kinderzitje voor groep III Het diagonale gedeelte van de veiligheidsgordel Het diagonale gedeelte van de veiligheidsgordel moet over de schouder en het bovenlichaam moet over de schouder en het bovenlichaam lopen, uit de buurt van de nek. Het heupgedeelte lopen, uit de buurt van de nek.
Als u uw sleutel heeft verloren of als deze gestolen of kapot is, als back-up om het mechanische slot van het bestuurdersportier kunt u een vervangend exemplaar krijgen bij een erkende MG- te bedienen. De programmering van de slimme sleutels is reparateur.
Pagina 88
Starten en rijden De batterij vervangen De verloren/gestolen sleutel kan worden gedeactiveerd. Als de verloren sleutel wordt gevonden, kan een erkende MG- Volg de onderstaande schematische instructies om de batterij reparateur deze opnieuw activeren. van de slimme sleutel te vervangen als een van de volgende...
Pagina 89
Starten en rijden 2 Verwijder de mechanische reservesleutel (B) in de richting BELANGRIJK aangegeven met de pijl. • Het gebruik van een onjuiste of ongeschikte batterij kan 3 Pak een geschikt stuk gereedschap met een plat blad en de slimme sleutel beschadigen. De nominale spanning, steek dat in de zijkant van de sleutel (C).
Starten en rijden Kindersloten • Beweeg de hendel naar de ontgrendelingsstand, in tegengestelde richting van de pijl, om het kinderslot te Laat kinderen NOOIT zonder toezicht achter in deactiveren. de auto. Als de kindersloten zijn geactiveerd, kunnen de achterportieren van de auto niet van binnenuit worden geopend, maar wel van buitenaf.
Pagina 91
(raadpleeg 'Alternatieve startprocedure' in het hoofdstuk 'Het slot te halen. elektrische systeem starten en stoppen') of probeer de reservesleutel te gebruiken. Als de auto nog steeds niet kan worden gestart, kunt u contact opnemen met een erkende MG- reparateur.
Pagina 92
Starten en rijden • De mechanische sleutel gebruiken om te ontgrendelen: trek BELANGRIJK de portiergreep gedeeltelijk uit. Steek een geschikt stuk De slimme sleutel moet zich binnen 1,5 meter van het gereedschap met een plat blad in de onderkant van het voertuig bevinden voor een correcte werking van het slotkapje aan het bestuurdersportier en verwijder dit sleutelloze systeem.
Pagina 93
Starten en rijden Schakelaar voor vergrendelen/ontgrendelen binnen Opmerking: als het antidiefstal-alarmsysteem wel is ingesteld, worden de portieren niet ontgrendeld/vergrendeld als u op de vergrendel-/ontgrendelknop drukt, maar wordt het alarm geactiveerd. Druk op de vergrendelschakelaar binnen in de auto als de portieren, motorkap en achterklap gesloten zijn.
Pagina 94
Starten en rijden Handmatige achterklep Als de achterklep niet kan worden gesloten vanwege het type lading, sluit dan tijdens het rijden alle ramen, selecteer airconditioningmodus die lucht naar het gezicht blaast en stel de blazer in op de hoogste snelheid, zodat er minder uitlaatgassen de auto binnenkomen.
Pagina 95
Starten en rijden Modus openen/sluiten elektrische achterklep De elektrische achterklep kan op de volgende manieren worden geopend en gesloten: 1 Openen/sluiten van buitenaf: als het voertuig is ontgrendeld of de bijbehorende sleutel bevindt zich binnen 1 meter van de achterklep, drukt u op knop A om de achterklep te openen en knop B om deze te sluiten. 2 Openen/sluiten met slimme sleutel: als de START/STOP-schakelaar in de positie OFF (UIT) staat, houd u de achterklepknop C op de slimme sleutel ingedrukt om de achterklep automatisch te openen of sluiten.
Pagina 96
'Systeemstoring elektrische achterklep' en symbool in het berichtencentrum van het instrumentenpaneel. Neem contact op met een erkende MG- reparateur. Noodopening achterklep Het noodopeningsmechanisme van de achterklep bevindt zich aan de binnenkant van de achterklep, als onderdeel van de...
Pagina 97
Starten en rijden Het elektrische systeem starten en stoppen Als de schakelaar niet is bediend en er lichten geen symbolen op, dan staat het elektrische systeem op OFF (UIT). De START/STOP-schakelaar elektrisch verstelbare stoelen en elektrische buitenspiegels blijven werken. Geel licht (ACC) Als u op de START/STOP-schakelaar drukt zonder dat u de voetrem indrukt, terwijl het elektrische systeem van het voertuig op OFF (UIT) staat, dan schakelt het systeem over naar de ACC-...
Pagina 98
Starten en rijden Modus READY (GEREED) Opmerking: als het systeem op OFF (UIT) staat en de Het elektrische systeem in de modus READY (GEREED) bestuurder verlaat voertuig sluit zetten: bestuurdersportier terwijl hij/zij de slimme sleutel binnen 1 Zorg dat alle onnodige elektrische ladingen (inclusief achterlaat, dan is er een zoemer te horen zodra het portier airconditioning) zijn uitgeschakeld.
Pagina 99
Starten en rijden BELANGRIJK • Als het niet lukt om het voertuig in de stand READY (GEREED) te zetten, controleer dan eventuele waarschuwingssymbolen of -berichten in het berichtencentrum van het instrumentenpaneel. Wacht bij extreem lage temperaturen 5 minuten na een startpoging voordat u het opnieuw probeert.
Pagina 100
Starten en rijden Alternatieve startprocedure 1 Plaats de slimme sleutel midden in de bekerhouder in de middenconsole met de knoppen omhoog gericht, zoals aangegeven in de illustratie. Als de auto zich in een gebied bevindt met sterke radiosignalen die interferentie veroorzaken, of als het laadniveau van de batterij van de slimme sleutel laag is, volgt u deze stappen om te proberen de auto starten.
Pagina 101
2 Zet het voertuig op de handrem. maar er kan niets aan het elektrische systeem van het voertuig worden gewijzigd, neemt u contact op met een erkende MG- 3 Zet de versnellingspook in P. reparateur.
Starten en rijden Systeem voor waarschuwing van voetgangers Als het voertuig in volledig elektrische modus en op lage snelheid rijdt, zorgt het systeem dat er een geluid uit een speaker komt om voetgangers bij u in de buurt te waarschuwen. Geluidsstrategieën Er komt geluid uit de speaker als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:...
Starten en rijden Katalysator en roetfilter De temperaturen van uitlaatsystemen uitgerust met roetfilters en katalysatoren kunnen extreem hoog oplopen. Parkeer NIET op een ondergrond waar brandbare materialen zoals droog gras of bladeren in contact kunnen komen met het uitlaatsysteem. Bij droog weer kan dit brand veroorzaken.
Starten en rijden Vulopening Tankdop De tankdop bevindt zich aan de linker achterzijde van het voertuig. Het voertuig beschikt over een tanksysteem met hoge druk. De druk in de brandstoftank ligt hoger dan de atmosferische druk. Druk voordat u de tankdop opent 2 seconden op de schakelaar voor de tankdop (linksonder in het dashboardpaneel aan de bestuurderszijde) en laat dan los.
Starten en rijden Er wordt in dit geval ook relevante informatie weergegeven in het Hybride controle voertuig informatiecentrum van het instrumentenpaneel. BELANGRIJK Controle uitval door crash Als een van de hierboven beschreven omstandigheden zich Als er sprake is van een ernstige impact, zorgt een signaal van voordoet, moet u de laagvoltage-accu zo snel mogelijk de detectie- en diagnosemodule van de airbag ervoor dat het opladen.
Starten en rijden Vereisten voor het opladen Als u de auto op een regenachtige dag wilt opladen, probeer dit dan (indien mogelijk) niet te Controleer de stopcontacten, stekker en kabels op doen tijdens een zware regenbui of storm. Al er eventuele beschadigingen voordat...
Pagina 107
Het voertuig thuis opladen medische hulpmiddelen. Raadpleeg bij gebruik Hoewel er een oplaadkit voor thuis opladen met uw MG wordt van elektrische medische hulpmiddelen, zoals meegeleverd, is het van essentieel belang dat u samen met een pacemakers, uw arts. Deze kan u vertellen of het...
Pagina 108
Starten en rijden Bewustwording m.b.t. opladen medische Instructies voor thuis opladen aandoeningen Gebruik ALLEEN gecertificeerde, goedgekeurde apparatuur. Oplaadapparatuur met hoge spanning kan Gebruik ALLEEN bevoegde leveranciers en installateurs. Haal de stekker uit het stopcontact van het voertuig als de accu velden sterke elektromagnetische...
Starten en rijden Oplaadpoort Elektronische vergrendeling oplaadpoort Om te voorkomen dat de laadconnector en -kabel onbedoeld per ongeluk worden losgekoppeld tijdens het opladen, is het stopcontact voorzien elektronisch vergrendelingsmechanisme. De elektronische vergrendeling wordt automatisch geactiveerd als er aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan en blijft actief totdat de auto wordt ontgrendeld.
Starten en rijden Werking opladen De oplaadpoort handmatig ontgrendelen in noodsituaties AC-oplaadpunten BELANGRIJK Zorg dat uw voertuig alleen op laadpunten wordt aangesloten die in overeenstemming zijn met de normen IEC 61851 en IEC 62196. Een AC-laadapparaat gebruiken: 1 Zorg dat het elektrische systeem van het voertuig op OFF (UIT) staat en dat de portieren zijn gesloten.
Pagina 111
Starten en rijden Opmerking: als u op enig moment tijdens het opladen de Zorg dat de omgeving schoon, droog en vrij van vuil is. oplaadstatus wilt controleren, zet het elektrische systeem 3 Steek de laadstekker in het stopcontact van het voertuig. van het voertuig dan in de positie ON (AAN).
Pagina 112
Starten en rijden Kit voor langzaam opladen (meegeleverd met het voertuig)
Starten en rijden Informatie over opladen Aan het begin van het oplaadproces wordt de volgende informatie weergegeven in het berichtencentrum van het instrumentenpaneel. 1 Huidige tijd 2 Status van hoogvoltage-accupakket 3 Rijbereik van hoogvoltage-accupakket 4 Oplaadstatus...
Pagina 114
Starten en rijden Vereffeningslading • Als er al enige tijd geen vereffeningslading is uitgevoerd, is er een langere oplaadtijd vereist. Vereffeningslading betekent dat het accubeheersysteem na het • Er moet een vereffeningslading worden uitgevoerd als u de normale oplaadproces overschakelt naar een modus waarin auto wilt gebruiken na een periode van opslag of inactiviteit.
Pagina 115
Starten en rijden Elektrische transmissie (10 versnellingen) Schakelen Elektronische versnellingspook Instructies De volgende informatie is zeer belangrijk. Lees deze zorgvuldig door vóór gebruik: • De elektrische transmissie is een eenheid met hoge spanning. Raak deze NIET aan tenzij u hiervoor de juiste opleiding en kwalificaties heeft.
Neem Het hydraulische remsysteem werkt met dubbele circuits voor zo snel mogelijk contact op met een erkende MG-reparateur. extra veiligheid. Als het ene circuit uitvalt, blijft het andere Het remsysteem biedt in dit geval mogelijk niet voldoende functioneren.
Pagina 117
HHC actief is. Als dit toch met een erkende MG-reparateur. Rijd NIET als het waarschuwingslampje voor storingen in het remsysteem oplicht. gebeurt, kan dit leiden tot ernstige ongelukken.
Pagina 118
Opmerking: als het bericht 'Hellingrem niet beschikbaar' wordt weergegeven in het berichtencentrum, betekent dit dat het systeem een storing heeft gedetecteerd of dat een ander systeem een juiste werking verhindert. Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende MG-reparateur.
Pagina 119
Starten en rijden De Auto Hold-functie kan niet garanderen dat het Auto Hold voertuig stabiel blijft als er wordt gestart of Als het voertuig wordt gestopt door de Auto Hold- afgeremd op een helling, vooral als het wegdek functie, bijvoorbeeld vanwege uitval van het glad/bevroren is.
Pagina 120
Starten en rijden Neem GEEN extra risico's tijdens het rijden Als het elektrische systeem actief is en het voertuig moet vaak omdat het voertuig is uitgerust met aanvullende enige tijd stoppen (voor verkeerslichten, in de file of in andere start/stop-situaties), helpt het Auto Hold-systeem het voertuig te ondersteuningsfuncties.
Pagina 121
Starten en rijden In sommige omstandigheden verlaat Auto Hold de parkeerstand, bijvoorbeeld als u uw veiligheidsgordel losmaakt, als het elektrische systeem wordt uitgeschakeld of als het voertuig lange tijd stilstaat. Het voertuig blijft dan op de elektronische handrem staan. De bestuurder moet het voertuig met behulp van de schakelaar van de elektronisch handrem af halen.
Pagina 122
Starten en rijden Afdaalhulp (HDC) Het HDC-systeem is een ondersteunende functie specifiek Het HDC-systeem is slechts een ondersteunende ontworpen voor het afdalen van steile hellingen. Het systeem functie. De werking is beperkt bij ongunstige verlaagt de snelheid door remkracht uit te oefenen en helpt de omstandigheden, zoals een nat of bevroren bestuurder zo om op lage snelheid naar beneden te rijden op wegdek of erg steile hellingen.
Pagina 123
Starten en rijden HDC-systeem aan/uit 2 Actief: het HDC-systeem wordt automatisch actief als het in stand-bymodus staat en er wordt met een lage snelheid van het voertuig van een steile helling gereden terwijl het gas- en rempedaal niet worden ingedrukt, In dit geval knippert het waarschuwingslampje voor de HDC in het instrumentenpaneel in het groen.
Pagina 124
• Als het waarschuwingslampje voor de EPB in het instrumentenpaneel blijft branden, is er sprake van een EPB- storing. Neem onmiddellijk contact op met een erkende MG- reparateur. Opmerking: u kunt een motorgeluid horen als u de EPB activeert of deactiveert.
Pagina 125
Starten en rijden De EPB deactiveren Automatische noodremfunctie Zorg dat het voertuig stabiel geparkeerd staat op een vlakke Onjuist gebruik van de EPB kan leiden tot ondergrond of een lichte helling en dat het elektrische systeem ongelukken en letsel. Gebruik de EPB niet om het van het voertuig op READY (GEREED) staat.
Starten en rijden Stabiliteitscontrolesysteem (SCS) en In-/uitschakelen tractiecontrolesysteem (TCS) Het SCS en TCS staan automatisch op stand-by als de START/STOP-schakelaar positie ON/READY Stabiliteitscontrolesysteem (SCS) (AAN/GEREED) wordt gezet. De systemen kunnen worden uitgeschakeld behulp schakelaar voor Het SCS is ontworpen om de bestuurder te helpen bij het stabiliteitscontrole in het infotainmentdisplay.
Pagina 127
Starten en rijden Als de accu is losgekoppeld, licht het waarschuwingslampje geel op zodra de verbinding is hersteld. Voer de volgende stappen uit. • EPS-initialisatie, raadpleeg 'Stuursysteem' 'Instrumenten en bedieningselementen'. • Schakel het voertuig uit en start het vervolgens opnieuw. •...
MG-reparateur voor details. waarschuwingslampje in het instrumentenpaneel op (altijd geel). Raadpleeg voor meer informatie 'Instrumentenpaneel' in het hoofdstuk 'Instrumenten en bedieningselementen'. Controleer zo snel mogelijk uw banden en pomp deze op tot de juiste spanning.
Pagina 129
Starten en rijden Adaptief cruisecontrolsysteem Het adaptieve cruisecontrolsysteem (ACC) is ontworpen als gemakssysteem dat de bestuurder in staat stelt een constante snelheid of een bepaalde afstand ten opzichte van voorliggers aan te houden. Het ondersteunt de bestuurder, maar dient NIET vervanging zijn/haar verantwoordelijkheden.
Pagina 130
Starten en rijden Parkeerhulpsysteem Parkeerhulp met ultrasone sensoren De parkeerhulp is bedoeld om de bestuurder te ondersteunen bij het achteruitrijden! Het kan voorkomen dat de sensoren bepaalde obstakels niet kunnen detecteren, bijv. smalle paaltjes of kleine objecten van slechts een paar centimeter breed, kleine objecten dicht bij de grond, objecten boven de achterklep en bepaalde objecten met een niet-reflecterend oppervlak.
Pagina 131
Starten en rijden Dit beeld wordt weergeven op het display van het entertainmentsysteem. 360°-panoramasysteem Het 360°-panoramasysteem is bedoeld om de bestuurder ondersteunen achteruitrijden! bijbehorende camera's hebben een beperkt gezichtsveld en kunnen geen obstakels buiten gezichtsveld detecteren. Achteruitrijcamera Hoewel het infotainmentdisplay high-definition Het achteruitrijcamerasysteem is bedoeld om de beelden van rond het voertuig biedt, moet de bestuurder...
Starten en rijden systeem voor ondersteuning Systeem voor ondersteuning bij achteruitrijden achteruitrijden waarschuwt mogelijk niet voldoende bij snel naderende voertuigen en werkt Systeemoverzicht mogelijk niet goed bij scherpe bochten. De sensoren van het systeem voor ondersteuning systeem voor ondersteuning bij achteruitrijden kunnen bepaalde omgevingen achteruitrijden werkt niet goed bij het trekken van verkeerd identificeren, zoals gebouwen langs de een aanhangwagen of caravan.
Starten en rijden Het systeem voor ondersteuning bij achteruitrijden omvat de Opmerking: de radar moet worden gekalibreerd bij nieuwe functies dodehoekdetectie (BSD), ondersteuning bij wisselen van voertuigen of bij voertuigen waarvan de radardetectiesensor rijstrook (LCA), waarschuwing kruisend verkeer achterzijde aan de achterzijde is vervangen. De radardetectiesensoren (RCTA) en waarschuwing portier open (DOW).
Starten en rijden Systeemfuncties Dodehoekdetectie (BSD) Als het voertuig vooruitrijdt, houd het systeem motorvoertuigen in de dode hoek van de zijspiegels links en rechts in de gaten. Als aan de voorwaarden voor het activeren van de dodehoekdetectie wordt voldaan, blijven de waarschuwingslampjes aan de betreffende kant branden.
Pagina 135
Starten en rijden Ondersteuning bij wisselen van rijstrook (LCA) Opmerking: de waarschuwingslampjes lichten niet op als de Als het voertuig vooruitrijdt, houdt het systeem snel naderende snelheid van uw voertuig aanzienlijk hoger ligt dan die van motorvoertuigen in de naastgelegen rijstroken in de gaten. Als de het ingehaalde motorvoertuig in de dode hoek.
Starten en rijden Waarschuwing kruisend verkeer achterzijde (RCTA) De voorwaarden voor het activeren van de functie ondersteuning bij wisselen van rijstrook zijn als volgt: Als het voertuig achteruitrijdt, houdt het systeem motorvoertuigen 1 Het systeem voor ondersteuning bij achteruitrijden werkt in de gaten die van links en rechts achter het voertuig naderen.
Pagina 137
Starten en rijden Waarschuwing portier open (DOW) De voorwaarden voor het activeren van de functie waarschuwing kruisend verkeer achterzijde zijn als volgt: Zodra het voertuig stilstaat, houdt het systeem zowel 1 Het systeem voor ondersteuning bij achteruitrijden werkt motorvoertuigen, waaronder motorfietsen, als elektrische fietsen normaal en is vrij van storingen.
Pagina 138
Het rijhulpsysteem omvat het systeem voor snelheidsassistentie professionele kennis en gereedschappen vereist. Neem (SAS), systeem voor waarschuwing afwijking van rijstrook (LDW), contact op met een erkende MG-reparateur als kalibratie is systeem voor preventie afwijking van rijstrook (LDP), systeem vereist. voor rijstrookassistentie (LKA), MG Pilot-systeem, systeem...
Pagina 139
Starten en rijden Systeem voor waarschuwing afwijking van rijstrook BELANGRIJK (LDW) • Het is mogelijk dat de camera verkeersborden met Het systeem voor waarschuwing afwijking van snelheidslimieten niet correct herkent bij slechte rijstrook is een ondersteunende functie die dient om lichtomstandigheden, slecht weer...
Pagina 140
Starten en rijden Druk nogmaals op de knop om de functie opnieuw in te schakelen. Als het systeem voor waarschuwing afwijking van rijstrook is ingeschakeld, licht het symbool geel op. Als de functie is ingeschakeld en het voertuig rijdt sneller dan 60 km/u, dan licht het symbool groen op.
Starten en rijden Systeem voor preventie afwijking van rijstrook (LDP) Het systeem is actief als aan de volgende voorwaarden voor detectie wordt voldaan: Het systeem voor preventie afwijking van rijstrook • De functie is ingeschakeld. is een ondersteunende functie die dient om de •...
Pagina 142
Starten en rijden Het systeem voor preventie afwijking van rijstrook wordt uitgeschakeld vijf ingrepen zonder gedetecteerde 4 Druk op de betreffende knop in het infotainmentdisplay om stuurhandelingen van de bestuurder tijdens de ingrepen. de trillingswaarschuwing op ON/OFF (AAN/UIT) te zetten. Het systeem staat standaard in de stand die het laatst is Systeem voor preventie afwijking van rijstrook instellen geselecteerd...
Starten en rijden Systeem voor rijstrookassistentie (LKA) Het systeem is actief als aan de volgende voorwaarden voor detectie wordt voldaan: Het systeem voor rijstrookassistentie is een • De functie is ingeschakeld. ondersteunende functie dient • Het voertuig rijdt sneller dan 60 km/u. bestuurder helpen.
Pagina 144
Starten en rijden uitschakeling gaat gepaard opvallender 4 Druk op de betreffende knop in het infotainmentdisplay om waarschuwingsgeluid dat ten minste 5 seconden aanhoudt of de trillingswaarschuwing op ON/OFF (AAN/UIT) te zetten. totdat de bestuurder het stuur weer vastheeft. Het systeem staat standaard in de stand die het laatst is Systeem voor rijstrookassistentie instellen geselecteerd toen...
Pagina 145
Starten en rijden Het systeem voor rijstrookassistentie gaat in de stand-by- of • Het stuur wordt tijdens een ingreep van het systeem bewogen actieve stand. Het systeem staat standaard in de stand die het door de bestuurder. laatst is geselecteerd toen de START/STOP-schakelaar op •...
Pagina 146
Als de bestuurder geen op dezelfde rijstrook. Als het MG Pilot-systeem het voertuig algehele controle over het voertuig bewaart, kan niet voldoende kan afremmen, MOET de bestuurder zelf op dit leiden tot een ongeluk of persoonlijk letsel.
Pagina 147
MOET de bestuurder de omgeving in de gaten houden. De algemene verantwoordelijkheid voor de rijrichting en het remmen van de auto ligt nog altijd bij de bestuurder. De bedieningsinterface voor het MG Pilot-systeem is te vinden infotainmentdisplay. Open interface voertuiginstellingen en zoek de rijhulpoptie, scrol over de pagina om de instellingsinterface voor het MG Pilot-systeem te vinden.
Pagina 148
Als de functie is uitgeschakeld, gaat het symbool van het door de bestuurder. systeem uit. Als het MG Pilot-systeem een storing of defect • Er wordt niet aan de technische vereisten voor het MG Pilot- detecteert, knippert het symbool 90 seconden lang geel en dan systeem voldaan.
Pagina 149
(SCS), MOET de bestuurder volledige controle over het voertuig systeem voor elektrische stuurbekrachtiging (EPS), etc. nemen. Het wordt aanbevolen het MG Pilot-systeem uit te schakelen in • In gebieden met complexe verkeersomstandigheden, de volgende situaties: zoals kruisingen knooppunten •...
Starten en rijden Systeem automatische noodrem (AEB) en systeem automatische noodrem voor voetgangers (AEBP) Het lampje licht geel op als het systeem De bestuurder blijft verantwoordelijk voor de waarschuwing frontale botsing is uitgeschakeld of als er sprake veiligheid van het volledige rijproces, ook als het is van een storing of defect.
Informatie voor noodgevallen Hulpmiddelen bij gevaar Gevarenlichten Druk in een noodgeval altijd op de schakelaar voor gevarenlichten voordat u het voertuig stopt of afremt. Alle richtingaanwijzers knipperen dan tegelijkertijd om andere weggebruikers te waarschuwen als uw voertuig de weg blokkeert of zich in een andere gevaarlijke situatie bevindt.
Pagina 152
Informatie voor noodgevallen Gevarendriehoek De gevarendriehoek die met uw voertuig wordt meegeleverd, bevindt zich in de laadruimte. Als u bij een noodgeval het voertuig op de weg moet stoppen, moet u (indien mogelijk) een gevarendriehoek op 50-150 meter achter uw voertuig plaatsen om andere weggebruikers te waarschuwen.
Pagina 153
Informatie voor noodgevallen eCall - SOS-noodhulp Als eCall wordt geactiveerd, verzendt het systeem alleen gegevens naar de toepasselijke alarmcentrales die zijn aangewezen door de betreffende overheidsinstanties van het In geval van een ongeluk kan de functie eCall - SOS-noodhulp land waarin zij zich bevinden en die uw noodoproep ontvangen handmatig worden geactiveerd.
Pagina 154
Er verschijnt een bericht in het MG-reparateur. berichtencentrum van het voertuig als er een storing wordt gedetecteerd tijdens de zelftest.
Pagina 155
Informatie voor noodgevallen De auto starten Noodstart Zorg dat iedere startkabel zorgvuldig wordt aangesloten. Er mag geen risico bestaan dat de Startkabels gebruiken klemmen per ongeluk van de accupolen losraken (bijvoorbeeld door trillingen van de motor). Dit kan Probeer het voertuig NOOIT te starten door vonken veroorzaken, wat weer tot brand of een middel van duwen of trekken.
Pagina 156
READY (GEREED) en/of start de motor. (Start de motor NIET langer dan 10 seconden.) Als het voertuig niet op READY (GEREED) kan worden gezet, is er mogelijk reparatie nodig. Neem contact op met een erkende MG- reparateur. 4 Nadat beide voertuigen normaal gestart/ingeschakeld zijn,...
Pagina 157
Informatie voor noodgevallen BELANGRIJK Schakel NOOIT elektrische apparatuur in op het gestarte voertuig voordat u de startkabels verwijdert. 5 De procedure voor het loskoppelen van de startkabels moet precies tegenovergesteld zijn aansluitingsprocedure. D.w.z. koppel EERST de ZWARTE kabel los van het aardingspunt op het uitgeschakelde voertuig.
Informatie voor noodgevallen Berging voertuig Verslepen voor berging Sleepoog Gebruik GEEN sleepkabel die verdraaid is. De sleephaak kan dan worden losgedraaid.
Pagina 159
Informatie voor noodgevallen Uw auto is uitgerust met 2 sleepogen (aan de voor- en Laat het voertuig NIET verslepen terwijl de achterzijde van het voertuig) waaraan de sleephaak uit de aangedreven voorwielen contact maken met het gereedschapsset kan worden bevestigd. De gereedschapsset is wegdek.
Informatie voor noodgevallen 1 Zet het voertuig op de handrem en zet de Bergingsvoertuig versnellingspook in P (parkeren). Als uw auto achter op een aanhangwagen of bergingsvoertuig 2 Plaats het wielblok (1) zoals aangegeven in de illustratie en wordt vervoerd, moet deze worden vastgemaakt zoals plaats de rubberen antislipmat (2) rond de omtrek van de afgebeeld: band.
Informatie voor noodgevallen Bandreparatie Bandreparatie 1 Verwijder het label op de onderkant van het reservoir voor Identificering van hulpmiddelen reparatievloeistof en plaats het op het stuur om de bestuurder eraan te herinneren niet sneller dan 80 km/u te rijden. 1 Elektrische luchtpomp 2 Gevarendriehoek 2 Sluit de luchtslang van de elektrische luchtpomp aan op het reservoir voor reparatievloeistof, plaats de fles met...
Pagina 162
Als de vereiste spanning nog steeds niet wordt bereikt, is de band ernstig beschadigd. Neem contact op met een erkende MG-reparateur voor hulp. Opmerking: het wordt aanbevolen om het voertuig in P en in de modus READY (GEREED) te houden om Opmerking: als u de elektrische luchtcompressor langer ontladen van de accu te voorkomen.
Pagina 163
Informatie voor noodgevallen Opmerking: als u een platte band heeft, mag u in geen Herhaal de handelingen van stap 6 nadat u een maximale afstand van 5 km heeft afgelegd. enkel geval uw reis voortzetten. Rijden met een platte band is extreem gevaarlijk. 5 Verwijder de fles met bandenafdichtmiddel uit de gleuf in de compressor, koppel de slang los van het ventiel van de band en verwijder de stekker van de compressor uit het...
Pagina 164
Informatie voor noodgevallen Opmerking: verwijder vreemde voorwerpen (bijv. schroeven, spijkers) NIET uit de band. Het bandreparatiesysteem mag alleen worden gebruikt als het vreemde voorwerp zich in het profiel van het loopvlak bevindt. Probeer GEEN reparatie uit te voeren als de schade zich in de wang van de band (B) bevindt.
Pagina 165
Informatie voor noodgevallen Zekeringkast 2 Zekeringkast passagierscompartiment 3 Zekeringkast frontcompartiment Het voertuig is voorzien van 3 zekeringkasten: • Zekeringkast bagagecompartiment (onder de afdekplaat voor de zekeringkast bagagecompartiment) • Zekeringkast passagierscompartiment (achter de behuizing van het dashboardpaneel links) • Zekeringkast frontcompartiment (links voor frontcompartiment)
H8 35W toch noodzakelijk is, reinig dan het glas met spiritus om Interieurverlichting voorzijde vingerafdrukken te verwijderen. W5W 5W (lampconfiguratie) Neem contact op met een erkende MG-reparateur voor advies over specifieke vervangingsprocedures. Achteruitrijlichten W16W 16W Kentekenlampjes W5W 5W Opmerking: lamp HB3SL+ is identiek aan een HB3 qua vorm en structuur, maar is betrouwbaarder en heeft een langere levensduur.
Onderhoud 1 Trek binnen in de auto aan de hendel voor de motorkap (A). Motorkap 2 Duw de hendel (B) op de motorkap in de richting De motorkap openen aangegeven met de pijl om de veiligheidsvergrendeling van de motorkap te ontgrendelen. Rijd NIET als de motorkap open is of alleen door 3 Til de motorkap omhoog om deze te openen.
Pagina 168
Onderhoud Motorcompartiment Neem bij het werken in het motorcompartiment altijd de veiligheidsmaatregelen onder 'Veiligheid in de garage' in acht. Raadpleeg 'Onderhoud' in het hoofdstuk 'Onderhoud' in de complete gebruikershandleiding. 1 Motorolievuldop (zwarte dop) 2 Peilstok motorolie (geel) 3 Expansievat koelvloeistof motor (zwarte dop) 4 Reservoir voor remvloeistof (gele dop) 5 Expansievat koelvloeistof elektrische...
Pagina 169
Gebruik alleen de motoroliën die door de fabrikant worden aanbevolen om de beste prestaties van het voertuig te garanderen (zie 'Technische gegevens' 'Aanbevolen vloeistoffen en inhoud'). Als u het voertuig onder extreme omstandigheden gebruikt, neem dan contact op met uw erkende MG-reparateur voor advies. l turbomotor...
Pagina 170
Onderhoud Koelsysteem Expansievat koelvloeistof motor en expansievat Het koelvloeistofniveau controleren en koelvloeistof koelvloeistof elektrische aandrijving bijvullen Verwijder GEEN doppen van het koelsysteem als dit systeem heet is. Ontsnappende stoom of hete koelvloeistof kan ernstig letsel veroorzaken. Het wordt aanbevolen de koelsystemen wekelijks te controleren als deze koud zijn en terwijl de auto op een vlakke ondergrond staat.
Pagina 171
Houd vaten met koelvloeistof onderdelen veroorzaken. Neem bij problemen met het afgesloten en buiten het bereik van kinderen. Als koelsysteem contact op met een erkende MG-reparateur. er wordt vermoed dat een kind per ongeluk in contact is gekomen met koelvloeistof, zoek dan...
Pagina 172
Onderhoud Het remvloeistofniveau controleren en remvloeistof bijvullen Remblokken Remvloeistof is zeer giftig. Houd vaten afgesloten Laat uw voet NIET op het rempedaal rusten tijdens en buiten het bereik van kinderen. Als er wordt het rijden. Dit kan leiden tot oververhitting van de vermoed dat een persoon per ongeluk in contact remmen, een verminderde werking en overmatige gekomen...
Onderhoud BELANGRIJK Vervang de remvloeistof regelmatig in overeenstemming met het onderhoudsschema. Opmerking: remvloeistof beschadigt geverfde oppervlakken. neem gemorste vloeistof onmiddellijk op met een absorberende doek en reinig de plek met een mengsel van autoshampoo en water. Specificatie remvloeistof Gebruik de remvloeistof die wordt aanbevolen en is gecertificeerd door de fabrikant.
Pagina 174
Onderhoud Accu Zorg dat de START/STOP-schakelaar is uitgeschakeld voordat u de negatieve pool aansluit of loskoppelt. Onderhoud van de accu Laat GEEN elektrische onderdelen ingeschakeld als het voertuig niet in de modus READY (GEREED) staat. Hierdoor kan de accu leeg raken, waardoor het voertuig niet kan worden gestart en de levensduur van de accu wordt verkort.
Pagina 175
Onderhoud Ruitensproeier Het ruitensproeiervloeistofniveau controleren en ruitensproeiervloeistof bijvullen Ruitensproeiervloeistof is ontvlambaar. Laat ruitensproeiervloeistof NIET in contact komen met open vuur of andere ontstekingsbronnen. Mors bij het bijvullen de ruitensproeiervloeistof NIET op onderdelen rond de motor of elektrische transmissie, op het geverfde oppervlak of op de carrosserie voertuig.
Pagina 176
Onderhoud Ruitenwisserbladen voorruit vervangen 3 Druk op de knop op de ruitenwisserarm (zie illustratie) en trek het bovenste uiteinde van het ruitenwisserblad naar buiten om deze los te maken van de ruitenwisserarm. 4 Koppel het blad los van de arm en gooi dit weg. 5 Plaats het nieuwe blad in de gleuf van de arm.
Pagina 177
- veiligheid van het voertuig negatief beïnvloeden. Het wordt aanbevolen contact op te nemen met een erkende MG-reparateur om te garanderen dat uw rijervaring en -veiligheid optimaal zijn. Zorg dat vervangende wielen en banden altijd worden BELANGRIJK gebalanceerd voor gebruik.
Onderhoud Als u toch wielen of banden onder uw voertuig van plaats wilt Sneeuwkettingen veranderen, neem dan contact op met een erkende MG- Ongeschikte sneeuwkettingen kunnen schade veroorzaken aan reparateur, omdat er extra codering is vereist. de banden, wielen, ophanging, remmen en carrosserie van uw auto.
Pagina 179
Onderhoud Velgmaat: 6,5J×17 Bandenmaat: 215/60 R17 Opmerking: het wordt aanbevolen winterbanden te gebruiken als u op besneeuwde of bevroren wegen rijdt. Neem contact op met een erkende MG-reparateur voor details.
Onderhoud Afdekkingen airbagmodule Overspoel deze oppervlakken NIET met vloeistof en gebruik GEEN benzine, wasmiddel, meubelreiniger of poetsmiddelen. Om schade aan de airbags te voorkomen, mag u de volgende oppervlakken ALLEEN reinigen met een vochtige doek en bekledingsreiniger: • het middendeel van het stuur; •...
Technische gegevens Technische gegevens afmetingen Item, meeteenheid Parameter Totale lengte A, mm 4574 Totale breedte B, mm 1876 1664 (inclusief carrosserie) Totale hoogte C (onbeladen), mm 1685(inclusief haaienvinantenne) Wielbasis D, mm 2720 Overhang voor E, mm Overhang achter F, mm...
Pagina 182
Technische gegevens Item, meeteenheid Parameter Spoorbreedte voor, mm 1574 Spoorbreedte achter, mm 1593 Minimale bodemvrijheid (beladen), mm Minimale diameter draaicirkel, m 11,9 Inhoud brandstoftank, l Treklimiet ongeremd, kg Treklimiet geremd, kg 1500 Maximale kogeldruk, kg Opmerking: het voertuig mag NIET sneller dan 100 km/u rijden als er een aanhangwagen aan is bevestigd. Opmerking: controleer voorafgaand aan het trekken van de aanhangwagen de bandenspanning van de achterbanden.
Technische gegevens Belangrijkste parameters van motor Parameter Voertuig 1,5T Boring × slag, mm × mm 74×86.6 Inhoud, liter 1,490 Compressieverhouding 11,5:1 Brandstoftype, RON Loodvrij 95 RON tot EN228 SPEC...
Technische gegevens Aanbevolen vloeistoffen en inhoud Naam Klasse Inhoud Smeerolie motor (aftersales- C5 0W-20 vervanging), l C3 5W-30 Koelvloeistof motor, l Koelvloeistof elektrische transmissie, l Glycol (OAT) Koelvloeistof hoogvoltage- accupakket, l Olie elektrische transmissie, l Castrol BOT 351 LV Remvloeistof, l DOT 4 Detergent voorruit, l ZY-VIII...